Examples of using "ходил" in a sentence and their dutch translations:
- Ging Tom?
- Is Tom weg?
- Waar was je heen gegaan?
- Waar ging je net heen?
- Waar ging je heen?
- Waar ben je geweest?
- Waar was je heen gegaan?
- Waar zijn jullie geweest?
- Waar was je heen?
- Waar gingen jullie heen?
- Waar waren jullie heen?
Ik ging gisteren naar de bioscoop.
Waar ben je gisteren geweest?
- Ik ben er gisteren naartoe gegaan.
- Ik ging daar gisteren heen.
Ik was op jacht naar vlinders.
Hij ging daar zelden heen.
Ik ben naar de bank geweest.
Waar ben je gisteren geweest?
Jezus liep op water.
Waar is Tom gisteren heengegaan?
Ik ben vandaag naar de tandarts geweest.
Ik ging niet naar de zoo.
Ik ging gisteren naar de dierentuin.
Ik ging in de zee zwemmen.
Hij ging de kamer op en neer.
Ik ben gisteren in de rivier gaan vissen.
Ik ging vaak naar de film met mijn vader.
Ik ben gisteren in de rivier gaan vissen.
Ik ben gisteren niet naar school gegaan.
Ik ging naar de dierentuin met mijn zuster.
Ik ben altijd naar een privé-school geweest.
Tom bleef heen en weer lopen.
Oh, je bent naar de kapper geweest.
Hij ging de kamer op en neer.
Gisteren ging ik in de rivier zwemmen.
Tom ging naar school in Boston.
Tom ging zondag naar de kerk.
Ik ging gisteren naar de bioscoop.
Ik ging gisteren naar school.
Ik ben vorige maandag gaan vissen.
Als kind ging ik vaak vissen.
- Ik ging vissen.
- Ik ben gaan vissen.
Hij ging daar zelden heen.
Ik ben naar de bakker geweest.
Waar ben je gisteren geweest?
Hij ging naar de winkel.
Wanneer was de laatste keer dat je naar een concert ging?
Als kind ging ik dikwijls vissen met mijn vader.
Het meisje met wie ik naar de bios ben geweest is mijn vriendin.
- Gisteren ben ik naar de dierentuin gegaan. Ik zag er een enorme walrus.
- Gisteren ging ik naar de dierentuin en zag ik een heel grote walrus.
Waar ging Tom naartoe?
- Ik ging gisteren naar de dierentuin.
- Ik ben gisteren naar de dierentuin gegaan.
- Ging je gisteren naar kantoor?
- Ben je gisteren naar kantoor gegaan?
Ik ging dikwijls vissen in mijn schooltijd.
Ik ben naar je website gegaan.
Ben je gisteren naar school gegaan?
Ben je gisteren naar school gegaan?
Ben je gisteren naar het restaurant geweest?
Ik ging gisteren naar de schoenenwinkel.
- Ik ben deze morgen naar de kerk gegaan.
- Vanmorgen ging ik naar de kerk.
Ik ben gisteren in de rivier gaan vissen.
- Ik ben erheen gegaan.
- Ik ben er geweest.
- Ik ging erheen.
Bent u naar de winkel gegaan?
Waar ging Tom skiën?
Ik ben daar nooit meer heen gegaan.
Toen ik klein was had ik de gewoonte met mijn vader te gaan vissen.
Toen ik een kleine jongen was ging ik vaak samen met mijn broer vissen aan de rivier.
Waar ging Tom naartoe?
Ben je gisteren naar school gegaan?
Neen, ik ben niet gegaan.
Omdat ik ziek was ging ik niet naar school.
- Niemand is ernaartoe gegaan.
- Niemand ging ernaartoe.
Ik ben deze morgen naar het park geweest.
Ik zal hem vragen waar hij vorige zondag naartoe gegaan is.
Daarom zeg ik je dat je niet alleen moet gaan.
Ik ben vorig weekend niet met Tom wezen vissen.
- Wie ging er nog mee met Tom?
- Wie is er nog met Tom meegegaan?
Als ik tijd had, zou ik meer naar tentoonstellingen gaan.
Tom droeg een spijkerbroek en een wit T-shirt.
Ik ging niet.
- Waar ging je skiën?
- Waar ging u skiën?
- Waar gingen jullie skiën?
Ben je gisteravond uitgeweest?
- Je kunt beter niet naar.
- U doet er best aan niet te gaan.