Translation of "пошёл" in Dutch

0.013 sec.

Examples of using "пошёл" in a sentence and their dutch translations:

- Снег пошёл.
- Пошёл снег.

Het is begonnen te sneeuwen.

- Неожиданно пошёл дождь.
- Внезапно пошёл дождь.

Plotseling regende het.

Пошёл снег.

Het begon te sneeuwen.

Снег пошёл.

- Het is begonnen te sneeuwen.
- Het begon te sneeuwen.
- Het is beginnen te sneeuwen.

Пошёл дождь.

Het begon te regenen.

Пошёл ты!

- Rot op!
- Je kan de pot op!
- Krijg wat!

Я пошёл.

Ik ben weg.

- Том пошёл к стоматологу.
- Том пошёл к зубному.

Tom ging naar de tandarts.

- Пошёл ты!
- Умри!

Sterf!

Я пошёл туда.

Ik ben erheen gegaan.

Пошёл сильный дождь.

- Het begon fel te regenen.
- Het begon te gieten.
- Het begon pijpestelen te regenen.

Том пошёл следом.

Tom volgde.

Том пошёл спать.

- Tom ging naar bed.
- Tom is naar bed gegaan.

Он пошёл домой.

Hij ging naar huis.

Я пошёл пешком.

Ik ging te voet.

Ты пошёл туда.

- Je ging daarnaartoe.
- U ging daarnaartoe.
- Jullie gingen daarnaartoe.
- Je ging daarheen.
- U ging daarheen.
- Jullie gingen daarheen.

Пошёл на хуй!

Neuk jezelf!

- Пошёл вон!
- Смойся!

- Rot op!
- Hoepel op!

- Том пошёл кратчайшим путём.
- Том пошёл самым коротким путём.

Tom nam een binnenweg.

- Вы знаете, куда он пошёл?
- Ты знаешь, куда он пошёл?

Weet jij waar hij naartoe is gegaan?

- Ты знаешь, куда пошёл Том?
- Вы знаете, куда пошёл Том?

Weet jij waar Tom naartoe is gegaan?

Я пошёл в зоопарк.

Ik ging naar de dierentuin.

Я пошёл в булочную.

Ik ben naar de bakker geweest.

- Пошёл дождь.
- Начался дождь.

Het begon te regenen.

Он пошёл в магазин.

Hij ging naar de winkel.

Том пошёл через дорогу.

Tom stak de straat over.

Том пошёл на рыбалку.

Tom ging vissen.

Я рад, что пошёл.

Ik ben blij dat ik ben gegaan.

Мальчик пошёл в школу.

De jongen ging naar school.

Я пошёл делать прививку.

Ik ben me wezen laten inenten.

Домой никто не пошёл.

Niemand ging naar huis.

Он пошёл в библиотеку.

Hij is naar de bibliotheek gegaan.

Он лично пошёл туда.

Hij ging er persoonlijk naartoe.

Том пошёл домой пешком.

Tom ging te voet naar huis.

- Том пошёл.
- Том поехал.

Tom ging.

- Кто-нибудь знает, куда пошёл Том?
- Кто-нибудь знает, куда Том пошёл?

Weet iemand waar Tom heen is?

- Том пошёл в музей с Мэри.
- Том пошёл с Мэри в музей.

Tom is met Maria naar het museum gegaan.

Он пошёл на реку рыбачить.

Hij ging vissen in de rivier.

Он пошёл к зубному врачу.

Hij ging naar de tandarts.

В какую сторону он пошёл?

Welke richting is hij uitgegaan?

Ты знаешь, куда он пошёл?

Weet jij waar hij naartoe is gegaan?

Я пошёл купаться на реку.

Ik ging zwemmen in de rivier.

Он пошёл кататься на лыжах.

Hij ging skiën.

Том пошёл и закрыл окно.

- Tom ging het raam sluiten.
- Tom is het raam gaan sluiten.

Я устал и пошёл спать.

- Omdat ik moe was, ben ik gaan slapen.
- Omdat ik moe was, ging ik naar bed.

Я вчера пошёл в парк.

Ik ben gisteren in het park geweest.

Я пошёл поговорить с Томом.

Ik ben met Tom gaan praten.

Посмотрев телевизор, я пошёл спать.

Nadat ik tv gekeken had, ging ik naar bed.

- Начал идти снег.
- Пошёл снег.

- Het is begonnen te sneeuwen.
- Het begon te sneeuwen.
- Het is beginnen te sneeuwen.

Том пошёл к Мэри домой.

Tom ging naar Maria's huis.

В каком направлении он пошёл?

Welke richting is hij uitgegaan?

Почему ты не пошёл первым?

Waarom ging jij niet als eerste?

Том пошёл кататься на лыжах.

Tom ging skiën.

Том пошёл на родительское собрание.

Tom ging naar het ouderspreekuur.

- Он пошёл в магазин за апельсинами.
- Он пошёл в магазин, чтобы купить апельсинов.

Hij ging naar de winkel om wat sinaasappels te kopen.

- Ты хочешь, чтобы я пошёл без тебя?
- Хотите, чтобы я пошёл без вас?

Wil je dat ik zonder je ga?

Вы хотите, чтобы я пошёл направо?

Dus je wilt dat ik rechts ga?

Никто не знает, куда пошёл Билл.

Niemand weet waar Bill naartoe is.

Впервые за десять дней пошёл дождь.

Het regende voor het eerst sinds tien dagen.

Он пошёл в универмаг за покупками.

Hij ging boodschappen doen in een warenhuis.

Он пошёл туда вместе с ней.

Hij ging samen met haar.

Я хочу, чтобы он туда пошёл.

Ik wil dat hij daarnaartoe gaat.

- Пошёл на хуй!
- Пошла на хуй!

- Rot op!
- Rot op.

- Да пошёл ты!
- Иди в жопу!

- Rot op!
- Je kunt me de rug op!
- U kunt me de rug op!
- Jullie kunnen me de rug op!

- Я пошёл.
- Я ухожу.
- Я пошла.

- Ik ben weg.
- Ik ben hier weg.

Я пошёл выпить пива с друзьями.

Ik ging een pintje drinken met wat vrienden.

Я пошёл в банк снять деньги.

Ik ben naar de bank geweest om geld op te nemen.

Я пошёл туда, потому что хотел.

- Ik ging daar omdat ik dat wou.
- Ik ging erheen omdat ik dat wilde.

- Том пошёл дальше.
- Том продолжил идти.

Tom ging verder.

Том пошёл кататься на лыжах один.

Tom ging alleen skiën.

Том встал и пошёл на кухню.

Tom stond op en liep naar de keuken.

Я пошёл в дом с привидениями.

- Ik ben naar een spookhuis gegaan.
- Ik ben naar een huis gegaan waar het spookt.