Examples of using "Terá" in a sentence and their dutch translations:
U zult moeten rijden.
Wat ga je nemen?
Ge zult morgen moeten komen.
Je zult hard moeten werken.
Je zal hier moeten wachten.
Hij zal geen lang leven hebben.
U zult het nieuws wel hebben gehoord.
Men zal u wassen.
Zij verwacht deze maand een baby.
In februari wordt hij zeventien.
De volgende maand zal ze bevallen.
...dat volgens verhalen 126 dorpelingen in de Himalaya opat.
Mijn zus verwacht een baby in juni.
Blijf kalm. Je zult morgen je beloning krijgen.
Ze zal verder de stad in moeten gaan.
Volgende maand zal ze bevallen.
Jullie moeten wachten.
Een van ons twee zal het moeten doen.
De nieuwe brug zal een lengte hebben van 1,5 km.
Als je vier van tien aftrekt, krijg je zes.
Tom komt over vijf jaar in aanmerking voor vervroegde vrijlating.
Wie weet wat voor uitdagingen... ...de jungle morgen nog voor ons in petto heeft.
Je moet hulp krijgen.
Over vijf jaar zal het land zijn bbp verdubbelen.
Ik weet niet wie het woordenboek heeft uitgevonden. Was het een Sumeriër? Was het een Chinees? Maar een ding weet ik wel: het woordenboek is een geweldige uitvinding.
Jullie zullen moeten gaan.
Met drie grote eetlusten om te stillen... ...krijgt ze het nog lastig.
Mijn vader wordt vijfenveertig in mei.
Of je het nu leuk vindt of niet, je moet gaan.
- Wat is er gebeurd?
- Wat is er?
Tom zal dat niet nog eens hoeven doen, dat garandeer ik je.
Daar moeten we het maar mee doen.
Alleen wie niets doet, maakt geen fouten.
U zult het ook moeten doen.