Examples of using "Orgulho" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben daar trots op.
Ik ben trots op dit land.
Ik ben trots om een leraar te zijn.
Hij is trots op zijn zoon.
Mijn trots is niet gekrenkt.
Het is iets waar ik trots op ben.
Ik ben trots op mijn dochter.
Tom was daar erg trots op.
Hij heeft alle trots van zich afgelegd.
- Ik ben altijd fier over mijn familie.
- Ik ben altijd trots op mijn familie.
Mijn nederigheid maakt me trots.
Zij is de trots van haar vader.
Tom is trots op zijn werk.
Pappa is trots op zijn auto.
Zijn trots weerhield hem ervan om hulp te vragen.
Ze is er trots op dat haar man rijk is.
Ze is erg trots op haar postzegelverzameling.
Maar ik ben ook ongelooflijk trots op dit dier...
Ze is trots op haar dochter.
Nationale trots behoort tot de dingen die ik niet begrijp.
Hé, ik mag dan geen geld hebben, maar ik heb nog wel mijn trots.
Ik ben trots om een leraar te zijn.
- Ik ben trots op je.
- Ik ben trots op u.
- Ik ben trots op jullie.
- Ik ben trots op jou.