Examples of using "Disso" in a sentence and their dutch translations:
We zullen het nodig hebben.
- Wist je dat?
- Wist u dat?
- Wisten jullie dat?
- Ik heb dat nodig.
- Dat heb ik nodig.
- Vergeet het niet.
- Onthou het.
Ik besef dat.
- Tom houdt hiervan.
- Tom vindt dat leuk.
- Ik vind dit niet leuk.
- Ik hou hier niet van.
Iedereen weet dat.
Dat vind ik erg leuk.
Herinner je je dat?
Wist jij daar ook van?
Ik zal het onthouden.
- Dat zou ik leuk vinden.
- Dat zie ik wel zitten.
Wij weten het allebei.
Daar houd ik je aan.
Ik weet het zelf.
In plaats daarvan...
Ik wist daarvan.
- Houdt u zich daarbuiten!
- Bemoei je er niet mee!
- Weet u dat zeker?
- Ben je daar zeker van?
- Ben je er zeker van?
- Zijn jullie daar zeker van?
- Weet je dat zeker?
- Weten jullie dat zeker?
Dat betwijfel ik ten zeerste.
Ik heb het vandaag nodig.
Zij vond dat leuk.
Ja, ik weet het.
- Onthou dat.
- Vergeet dat niet.
Ik weet het.
Daaraan twijfel ik niet.
- Je hebt dit nodig.
- U heeft dit nodig.
- Jullie hebben dit nodig.
- Hou je erbuiten.
- Houdt u zich daarbuiten!
Niemand weet dat.
- Niemand wist het.
- Niemand wist dat.
Ik heb dat nodig.
Ik ben daar trots op.
- Wist jij dit?
- Wist u dit?
- Wisten jullie dit?
Ze heeft het nodig.
Ik heb er genoeg van.
Weet je dat nog?
- Ik hou er ook niet van.
- Ik houd er ook niet van.
- Ik vind het ook niet leuk.
- Ik hou er evenmin van.
Ik heb het nu nodig.
Ik hou er niet van.
Ik ben er absoluut zeker van.
Wat denk je ervan?
Tom was er zeker van.
Ik ben het vergeten.
Iedereen weet het.
Dat wist je al, toch?
- Wat denk je ervan?
- Wat vind je hiervan?
- Wat denk je daarvan?
- Wat denk je daar van?
- Wat denkt u?
- Wat denken jullie?
Daarenboven werd ons tot voor kort
En we zien er best veel van.
Hij was er helemaal klaar mee.
Ik zal het onthouden.
Iedereen weet dat.
Ze weet het wel zeker.
- Dat zal ik niet vergeten.
- Ik zal het niet vergeten.
Ik ben het vergeten.
Ze spreekt daar nooit over.
Dat had ik helemaal vergeten.
Weet u dat zeker?
- Dat wist ik niet.
- Ik wist dit niet.
Iedereen zou dat moeten weten.
- Dit gaan we nodig hebben.
- We zullen dit nodig hebben.
Je bent er een deel van.
- Desondanks ben ik erin geslaagd.
- Ondanks dat, is het mij toch gelukt.
Laat dat maar aan mij over.
Ik weet alleen dit.
Hoe weet je dat?
- Wist je dat niet?
- Wist u dat niet?
- Wisten jullie dat niet?
Dat is genoeg voor vandaag!
Tom vindt dat leuk.
- Herinner je je dat?
- Weet je dat nog?
Ik zal dat nodig hebben.
Dat weet ik, Tom.
Niets daarvan was waar.
- Doe het gewoon weg.
- Gooi dat ding weg.
Dat vind ik erg leuk.
Ik vond het niet leuk.
Tom wist dat niet.
Ik begrijp daar niets van.
Tom weet dit al.
- Vergeet het nooit.
- Vergeet dat nooit.