Examples of using "Kupiła" in a sentence and their dutch translations:
Ze kocht een woordenboek voor haar zuster.
Ze kocht twee paar sokken.
Ze heeft twee dozijn eieren gekocht.
Met haar dapperheid wint ze tijd.
Ze heeft deze pen bij die winkel gekocht.
Ze heeft hem een fototoestel gekocht.
Ze kocht een boek in de winkel.
Welke kleur heeft de auto die ze voor zichzelf gekocht heeft?
- Jane heeft het dan toch maar niet gekocht.
- Ten slotte heeft Jane het niet gekocht.
Mary kocht een rok en een blouse.
Mijn moeder kocht mijn broertje een gele paraplu.
Zij kocht een haarborstel en een tandenborstel.