Examples of using "Taro" in a sentence and their dutch translations:
Je kan me gewoon Taro noemen.
Taro, kun je mij helpen?
Taro, kun je mij helpen?
Welke zijn die van Taro?
Toro is niet altijd hier.
Taro, kun je mij helpen?
Hij is Taro's broer.
Hij is de jongere broer van Taro.
Hij is Taro's broer.
Taro is twee jaar geleden gestorven.
Taro spreekt beter Engels dan ik.
Hij is de oudere broer van Taro.
Taro is gedurende drie dagen in Tokyo gebleven.
Wie is groter, Ken of Taro?
Hij is de jongere broer van Taro.
Taro heeft een sterk verantwoordelijkheidsgevoel.