Examples of using "Una" in a sentence and their dutch translations:
Wilt u een kamer met een bad of een douche?
- Heb je een pen?
- Heeft u een pen?
- Hebben jullie een pen?
- Hebt u een pen?
- Hebt u een balpen?
- Heb je een pen?
- Heeft u een pen?
- Hebben jullie een pen?
Ik heb een vriendin.
Ik wil een vriendin.
Bezitten jullie een apotheek?
Open een raam.
Kies een kaart.
- Wil je een rekenmachine?
- Wilt u een rekenmachine?
- Willen jullie een rekenmachine?
Wil je een banaan?
Kies één persoon.
- Heb je een theorie?
- Heeft u een theorie?
- Zijn jullie in het bezit van een theorie?
Neem een biertje.
Neem een beslissing!
Wil je een appel?
- Heb je een potlood?
- Hebben jullie een potlood?
- Bonnetje erbij?
- Bonnetje mee?
- Hebt u een kamer?
- Heb je een kamer?
een TED-conferentie, voorstellingen,
Een overwinning is een overwinning!
Beloofd is beloofd.
Schrijf met een pen, niet met een potlood.
Je bent maar een hoer.
Dat was een leugen.
- Gij zijt een persoon.
- Jij bent een persoon.
Wat een leugen!
- U hebt een vraag.
- Ze hebben een vraag.
- Ik heb een brief gelezen.
- Ik las een brief.
Vooruit met de geit!
- Je bent een vrouw.
- U bent een vrouw.
- Doe normaal!
- Doe zelf wat!
Geef mij een kans.
Teken een schaap voor mij!
Koop hem een biertje.
Help hem even.
Geef me een appel.
Geef me een munt.
Gebruik geen potlood om een brief te schrijven.
Mag ik een foto van je maken?
Kies een kaart. Maakt niet uit welke.
- Hij heeft een brief geschreven.
- Hij schreef een brief.
Jij bent een gemeen persoon.
Stel een vraag!
Ik heb een fiets.
Ik heb een pen.
Wat een leugen!
- Het is een mop.
- Het is een grap.
- Dit is een grap.
Het was een leugen.
maar slechts een tijdelijke megastad, een vergankelijke megastad.
Ik eet een appel.
Een nicht is de dochter van je broer of van je zuster.
Hij zong een lied.
Hij heeft een bier besteld.
Hij schrijft een brief.
Zij schreef één brief.
Hij heeft een bier besteld.
Ik heb een pizza besteld.
Hij tekende een appel.
Ze kopieerde een zin.
Ze rookte een sigaret.
Ze vertaalde een gedicht.
- We huurden een kano.
- We hebben een kano gehuurd.
Ik zou wel een Toyota willen hebben.
Hij dronk een biertje.
Zij heeft een taart gebakken.
Tom heeft een kaart.
Ze at één appel.
Hij heeft een brief geschreven.
Hij heeft een wet overtreden.
Dat heb ik één keer gedaan.
Ben je echt een prinses?
Je vindt de winkel tussen een bank en een school.
Ik heb al een vriendin.
- Mag ik je iets vragen?
- Mag ik u een vraag stellen?
Hij heeft een nieuwe vriendin.
Heb jij een grote familie?
Je moet een brief schrijven.
Schrijft ge een brief?
Ik zal een biertje voor je kopen.
- Ik schrijf een brief.
- Ik ben een brief aan het schrijven.
Ik ben je een verklaring schuldig.
Hou je ogen goed open!
- Je bent me een biertje schuldig.
- U bent me een biertje schuldig.
- Jullie zijn me een biertje schuldig.
Ik werk overdag in een bakkerij, en 's nachts in een bar...
Heb je een besluit genomen?
Heeft u ook buitenlands bier?
Tom heeft een vriendin.
- Heb je een fototoestel?
- Hebt ge een fototoestel?