Examples of using "Farai" in a sentence and their dutch translations:
Wat ga je doen?
Zul jij het ook zo doen?
Ga je het doen?
Als hij niet komt, wat doe je dan?
- Je gaat een dutje doen.
- Je gaat even liggen.
- Je zult een hazenslaap maken.
- Haast je, of je bent te laat op school.
- Vlug, of je bent te laat voor school.
Wat ga je van het weekend doen?
Wat ga je vandaag doen?
Wat ga je in Frankrijk doen?
Als ik later groot ben, word ik piloot. En wat wil jij worden?
zekerheid geven ... u zult hen, door uw gedrag, zorgen voor de regering van