Examples of using "Anche" in a sentence and their dutch translations:
- Jij ook.
- U ook.
- Jullie ook.
Ben je ook nieuw?
Ik hou ook van jou.
Ik ging ook.
Werkt u daar ook?
Wil je ook wat bier?
- Hij studeert ook Chinees.
- Hij leert ook Chinees.
Ik ook.
Ik ook!
Jij ook.
- Ik ben ook leraar.
- Ook ik ben leraar.
Ben je ook nieuw?
- Hij heeft het ook gezien.
- Hij zag het ook.
Ik hou ook van jou.
Spreek je ook Frans?
Dit is ook vrij kort.
Ook ik zou graag kennis maken met hen.
- Kun je ook in het Italiaans tellen?
- Kunt u ook in het Italiaans tellen?
- Kunnen jullie ook in het Italiaans tellen?
Ik ben ook een toerist.
- Vrolijk kerstfeest voor jou ook.
- Vrolijk kerstfeest voor u ook.
- Vrolijk kerstfeest voor jullie ook.
- Ik ben ook leraar.
- Ook ik ben leraar.
Hebben jullie ook een vegetarische pizza?
Ze is ook een schoonheid.
- Ik denk het ook.
- Dat denk ik ook.
Ik wil ook de oceaan zien.
Is het restaurant ook daar?
Ik ging naar buiten, ook al regende het.
Ik heb ook in Boston gewoond.
Tom begon ook te lachen.
Deze ook trouwens, kijk.
Dat werkt hier ook.
zelfs daar,
en nog dichterbij.
maar als ze bereid zijn om ze actief te verdedigen
En, moet ik zeggen,
Ik ook.
Hij spreekt ook Frans.
- Gij ook, Brutus?
- Ook gij, Brutus?
- Tevens jij, Brutus?
Ik ook!
Komen zij ook?
Hij spreekt ook Russisch.
Ik ben ook een beginner.
Ze hebben er ook een.
Dat weet een klein kind.
Ik woon ook in Boston.
Ik moet gaan, zelfs wanneer het regent.
Ze zal komen, zelfs als ze ziek is.
Ik hou ook van deze kleur.
Ik hou ook van appels.
Ik heb ook een kussen nodig.
Zij kocht ook het woordenboek.
- Vrouwen willen ook neuken.
- Vrouwen willen ook seks hebben.
Hij spreekt ook Frans.
Ze houdt ook van boeken.
Er zijn ook Franse toeristen.
Ik zie haar zelfs in mijn dromen.
Hij spreekt ook Russisch.
Je kunt zelfs president zijn.
Kunt u ook in het Italiaans tellen?
onmogelijk vinden om gelukkig te zijn.
Ja, dat ook.
vertel ik je nog even dit:
Maar brengt ook gevaar.
Ik heb bijna geen water meer.
maar ik wil ook heel graag
- Gaan jullie ook?
- Gaat u ook?
Zul jij het ook zo doen?
Dat wil ik ook weten.
- Ik heb dat ook gezien!
- Ook ik heb dat gezien!
Ik hou ook van schilderen.
Met mij gaat het ook goed.
Ik ga, zelfs al regent het.
Met mij gaat het ook slecht.
Is Tom daar ook?
Jij ook, zoon!
En je moeder ook.
- Tom is ook nerveus.
- Tom is ook zenuwachtig.
Mannen huilen ook.
- Tom is ook nerveus.
- Tom is ook zenuwachtig.
Ook Tom lijkt bezorgd.
Ze hebben het zelfs in het Spaans.
- Ik ook.
- Ik ook!
Ik hou ook van jou.
Je kunt komen.
- Water kun je drinken, maar je kunt het ook laten lopen.
- Water kun je drinken, maar je kunt het ook aangeven.
- Water kun je drinken, maar je kunt er ook aan voorbijgaan.
Zelfs een kind kan het begrijpen.