Examples of using "Van" in a sentence and their dutch translations:
Heb je geld?
Hebt ge papier?
- Heb je een vuurtje voor mij?
- Hebt ge een aansteker?
Heb je appels?
- Wat heb je?
- Wat heeft u?
- Wat hebben jullie?
- Ik heb astigmatisme.
- Ik ben astigmatisch.
- Ik heb een kat.
- Ik heb een poes.
Ik heb huiswerk.
Hij is nu beschikbaar.
- Heb je een mobieltje?
- Heb je een gsm?
Heb jij er een?
Ik heb een longontsteking.
- Heb je een auto?
- Hebben jullie een auto?
Heb je een kaartje?
We hebben wijn.
- Heb je een mobieltje?
- Hebt u een mobieltje?
- Heb je een mobiele telefoon?
- Heeft u tijd?
- Heb je tijd?
Ze is wakker.
- Heb je broers?
- Heeft u broers?
- Hebben jullie broers?
- Hebt u een afspraak?
- Hebben jullie een afspraak?
- Heeft u een afspraak?
Heb je een vriendin?
- Heb je een fototoestel?
- Hebt ge een fototoestel?
Is er een lift?
Hebben jullie een afspraak?
- Hebt u een kamer?
- Heb je een kamer?
- Heb je vragen?
- Heeft u vragen?
Heb je bier?
- Waar is hij?
- Waar zit hij?
Heb je wat geld?
- Heeft u een aansteker?
- Heb je een aansteker?
Vandaag is het zaterdag.
Heb je een doel in het leven?
Waar zijn jullie?
Ze is hier.
Ik heb drie kinderen.
Het is koud buiten.
Hoeveel broers heb je?
Heb jij er een?
Hij is in het ziekenhuis.
Wat heeft ze?
Ik heb een pen.
Heb je een lucifer?
- Heb je een pen?
- Heeft u een pen?
- Hebben jullie een pen?
Zolang er leven is, is er hoop.
Is hij thuis?
Ik heb een hond.
Heb je een condoom?
Heb je een kaartje?
Ik heb een vriendin.
Ik heb een computer.
Je hebt helemaal gelijk.
Ik heb een glazen oog.
- Heb je plakband?
- Heb je kleefband?
Hebt ge papier?
Ik heb een fiets.
Ze is hier.
- Ik heb een vriend.
- Ik heb een vriendin.
Vandaag is het maandag.
- Het is frisjes.
- Het is kil.
- Heeft u een rijbewijs?
- Heb je je rijbewijs?
- Heb je een rijbewijs?
- Heb jij Facebook?
- Heeft u Facebook?
- Hebben jullie Facebook?
Heb je een woordenboek?
Heb je een bijnaam?
- Wat als ik gelijk heb?
- Wat gebeurt er als ik gelijk heb?
Is het vandaag maandag?
Heb je huiswerk?
Je hebt gelijk.
Heb je een auto?
Ik heb een fiets.
We hebben een voorraad toiletpapier.
Heeft u lucifers?
- Heeft u een aansteker?
- Heb je een aansteker?
- Hebben jullie een aansteker?
We hebben een boerderij.
Hebben ze een woordenboek?
Is er iemand thuis?
Heb je een kam?
- Hebt ge een hobby?
- Heb je een hobby?
Is er enig bewijs?
Je hebt helemaal gelijk.
Is je moeder thuis?
Ik heb twee katten.
Ik heb tijd.
Welke datum is het vandaag?
Zij is opgeleid voor verpleegster.
Jij hebt het goed. Dat. Uitstekend. Okay.
- Ze heeft hulp nodig.
- Hij heeft hulp nodig.
Ik heb veel boeken.
- Het is klaar!
- Het is gedaan!
Tom heeft een auto.
Ik heb twee kinderen.
Er staat iemand buiten.
- Tom is bij bewustzijn.
- Tom is bewust.
- Hoeveel pennen heeft u?
- Hoeveel pennen heb jij?
- Hoeveel pennen hebben jullie?
- Hoeveel pennen heb je?
Iemand thuis?