Examples of using "Sagten" in a sentence and their dutch translations:
- Enkelen van hen zeiden ja, en de anderen neen.
- Enkelen van hen zeiden ja, anderen zeiden neen.
en dit is wat ze me vertelden.
- Ze hebben afgezegd.
- Zij hebben afgezegd.
- Ze hebben geannuleerd.
- Zij hebben geannuleerd.
Je zei dat je gelukkig was.
Ze zeiden dat ze dorst hebben.
Ze zeiden dat we erg gevaarlijk waren.
Ze zei "dank u wel voor de maaltijd" tegen de kok.
Zij ouders zeiden hem dat hij naar de universiteit moest gaan.
Tom en Maria zeiden dat ze geen koffie dronken.
Tom en Mary vertelden iedereen dat ze uitgeput waren.
Mijn ouders zeiden mij dat ouderen moeten gerespecteerd worden.
Tom en Maria zeiden tegen Johannes dat ze gefrustreerd zijn.
"Hoe ging het?" "Ze zeiden dat het een acute blindedarmontsteking was."
Mijn ouders hebben mij het respect voor ouderen ingeprent.
Tom en Maria zeiden dat ze zich zorgen om me maakten.
Tom en Maria zeiden tegen Johannes, dat ze niet geloofden dat Elke in Boston was.
Moeders hadden de gewoonte aan hun zonen te zeggen dat ze blind zouden worden als ze masturbeerden.
Omdat zij Chinees praatten begreep ik niets van wat zij zeiden.
- Wat heb je gezegd?
- Wat zegt u?
- Wat hebben jullie gezegd?
Tom en Maria zeiden dat ze niet wisten dat Johan dat zou moeten doen.
Je zei dat je van Tom hield.
Honden kunnen niet praten, maar het leek alsof de ogen van het hondje zeiden: "Nee, ik heb geen thuis."
"Hoe ging het?" "Ze zeiden dat het een acute blindedarmontsteking was."
Toen de twee meisjes aan John hun gevoelens kenbaar maakten, wist hij niet met welk meisje hij moest meegaan.
Je zei dat bijna al je vrienden Canadees zijn.
Honden kunnen niet praten, maar het leek alsof de ogen van het hondje zeiden: "Nee, ik heb geen thuis."