Examples of using "Durst" in a sentence and their dutch translations:
Maria heeft dorst.
- Hebt u dorst?
- Hebben jullie dorst?
- Hebt u dorst?
- Heb je dorst?
- Hebben jullie dorst?
Heb je nog steeds dorst?
- Hebben jullie geen dorst?
- Heeft u geen dorst?
Ik had dorst.
Heb je dorst?
Hebt u dorst?
Hebben jullie dorst?
Ik heb dorst.
Tom heeft dorst.
Hij had dorst.
Iedereen heeft dorst.
Het insect heeft dorst.
Het paard heeft dorst.
Ik heb geen dorst.
- Hebben jullie geen dorst?
- Heb je geen dorst?
- Heeft u geen dorst?
Hebben jullie geen dorst?
Heeft u geen dorst?
Ik had geen dorst.
Ja, ik heb dorst.
Ik sterf van de dorst.
...gebruikten om de dorst te lessen.
Ik heb nog steeds dorst.
Hij had dorst.
Ik heb dorst.
- Ik krijg best wel dorst.
- Ik begin best wel dorst te krijgen.
Heb je dorst?
Ze zeiden dat ze dorst hebben.
Ik heb nog steeds dorst.
Het is hier heet en ik moet me weer hydrateren.
Boor de put alvorens dorst te hebben.
Het is koud, en ik heb dorst.
Ik heb dorst. Ik had graag een kopje koffie.
Het lijkt erop dat je hond dorst heeft.
We hadden niet alleen honger, maar we leden ook dorst.
Tegen het einde van de excursie hadden we al erg veel dorst.
Ik had grote dorst en ik wou iets kouds drinken.
Waarom heb je Tom niet verteld dat je dorst had?
Het is hier warm en ik heb dorst. We moeten water vinden.
Ik heb op het moment geen dorst.
Hij zei dat hij honger had en voegde daaraan toe dat hij ook dorst had.
Met honger kun je omgaan, maar niet met dorst. Dan gaan je darmen pijn doen. Het is ondraaglijk.
Weet iemand wat het betekent om van dorst om te komen naast de zee?
Het lijkt erop dat je hond dorst heeft.
Hij zei dat hij honger had en voegde daaraan toe dat hij ook dorst had.