Examples of using "Korea" in a sentence and their dutch translations:
Ik wil Korea bezoeken.
Ik wil naar Korea gaan.
Mijn grootvader stierf in Korea.
Welke talen worden in Korea gesproken?
Deze tv is in Korea gemaakt.
- Is dit jouw eerste keer in Korea?
- Is dit uw eerste keer in Korea?
- Is dit jullie eerste keer in Korea?
Ik zie jullie in Korea!
We waren zes jaar daarvoor van Korea naar Argentinië verhuisd.