Translation of "Aufzugeben" in Dutch

0.035 sec.

Examples of using "Aufzugeben" in a sentence and their dutch translations:

Ist kein Grund um aufzugeben.

is geen reden om op te geven of te berusten.

Das Wichtigste ist, nicht aufzugeben.

Het belangrijkste is om niet op te geven.

Ich würde lieber sterben, als aufzugeben.

- Ik ga nog liever dood, dan dat ik opgeef.
- Ik zou liever sterven dan op te geven.

Er ist zu stolz, um aufzugeben.

Hij is te trots om op te geven.

Ich überredete ihn, die Idee aufzugeben.

Ik heb hem dat idee uit het hoofd gepraat.

Du hast beschlossen, das Rauchen aufzugeben.

Je hebt besloten om te stoppen met roken.

Aber was wirklich zählt, ist, niemals aufzugeben.

Wat van belang is, is dat we nooit opgeven.

Er ging zur Post, um den Brief aufzugeben.

Hij ging naar het postkantoor om de brief te versturen.

Er versuchte mehrmals das Rauchen aufzugeben, aber vergeblich.

- Hij heeft verschillende keren geprobeerd van het roken af te raken, maar het is niet gelukt.
- Hij heeft diverse keren geprobeerd om met roken te stoppen maar hij kon het niet.

Hast du jemals daran gedacht, deinen Job aufzugeben?

Heb je er ooit aan gedacht om je baan op te zeggen?

Wir sind schon zu weit gekommen, um jetzt aufzugeben.

We zijn te ver gekomen om op te geven.

Wir sind schon viel zu weit gekommen, um jetzt aufzugeben!

We zijn ver gekomen en moeten niet opgeven. Geef nooit op.

Zu der Zeit, als er 966 probierte, begann Dima die Hoffnung aufzugeben.

Tegen de tijd dat hij 966 probeerde, begon Dima de hoop op te geven.

- Vergiss bitte nicht, die Briefe aufzugeben.
- Vergessen Sie bitte nicht, die Briefe abzusenden.

Vergeet niet de brieven te versturen alstublieft.

Die ihr jetzt aufzugeben bereit seid, denkt daran, ich weiß nicht, was es ist.

dat je bereid bent los te laten; denk eraan, ik weet niet wat het is,

- Er sah sich gezwungen, den Plan aufzugeben.
- Er sah sich gezwungen, den Plan fallen zu lassen.

Hij was genoodzaakt het plan op te geven.

- Sie sah sich gezwungen, den Plan aufzugeben.
- Sie sah sich gezwungen, den Plan fallen zu lassen.

Zij was genoodzaakt het plan op te geven.

- Der Arzt drängte den Patienten dazu, das Rauchen aufzugeben.
- Der Arzt drängte den Patienten, mit dem Rauchen aufzuhören.

- De dokter spoorde de patiënt aan om met het roken te stoppen.
- De dokter spoorde de patiënt aan om te stoppen met het roken.

- Vergiss bitte nicht, die Briefe aufzugeben.
- Bitte denk daran, die Briefe abzuschicken.
- Vergessen Sie bitte nicht, die Briefe zu verschicken!
- Vergiss bitte nicht, die Briefe zu verschicken!
- Vergiss bitte nicht, die Briefe einzuwerfen!

Vergeet niet de brieven te versturen alstublieft.