Examples of using "Paulo" in a sentence and their dutch translations:
Ik was in februari in Sao Paulo.
- Ik ben Paul, je kamergenoot.
- Ik ben Paul, jouw kamergenoot.
Hij is de eigenaar van vier heel grote boerderijen in het binnenland van Sao Paulo.
Met de auto van São Paulo naar Buenos Aires? Dat is meer dan tweeduizend kilometer!
São Paulo is tegelijkertijd één van de armste zowel als één van de rijkste steden ter wereld.