Examples of using "Mango" in a sentence and their dutch translations:
Deze mango is heerlijk.
Deze mango is zoet.
Ik hou van mangopudding.
Tom schilde de mango.
Er bestaat geen blauwe mango.
Daniel maakt mangosap.
- Daniel maakt mangotaart.
- Daniel is mangotaart aan het maken.
Ik wil een mango eten.
Ik zoek naar een mango om te eten.
Ik heb nog nooit eerder een mango gegeten.
We hadden mango en kleefrijst als dessert.
- De mango is de nationale vrucht van verschillende landen.
- De mango is de nationale vrucht van diverse landen.
- De mango is de nationale vrucht van meerdere landen.
Sami liet Layla zien hoe je een mango moet snijden met een mes.