Translation of "Winkelen" in Spanish

Universiteit, winkelen, muziek.

Universidad, compras, música.

Ik moet gaan winkelen.

Tengo que ir a comprar.

Ga je vaak winkelen?

¿Vas de compras a menudo?

Ik ben gaan winkelen.

Fui de compras.

Ze ging ergens anders winkelen.

Ella se fue a comprar a otro sitio.

Moeder is net gaan winkelen.

Mamá se acaba de ir de compras.

Moeder is aan het winkelen.

Madre fue de compras.

- Ze is gaan shoppen.
- Ze is gaan winkelen.

Ella salió de compras.

Heb je zin om mee te gaan winkelen?

¿Tienes ganas de ir de compras conmigo?

- Ik moet gaan winkelen.
- Ik moet boodschappen gaan doen.

Tengo que ir a comprar.

Tom vroeg aan Mary waar ze gewoonlijk gaat winkelen.

Tom le preguntó a María adónde iba de compras normalmente.

Maria en Natalia gaan winkelen. Ze willen iets kopen voor zichzelf.

Maria y Natalia van de compras. Quieren comprarse algo para ellas.

Ik stond op het punt om te gaan winkelen, toen jij belde.

Justo estaba a punto de salir de compras cuando tú llamaste.

- Ik wil wat winkelen in de buurt.
- Ik wil hier een paar dingen kopen.

Quiero comprar un par de cosas por aquí.