Translation of "Aan" in Spanish

0.029 sec.

Examples of using "Aan" in a sentence and their spanish translations:

Doneer aan voedselbanken. Doneer aan daklozenorganisaties.

Donar a los bancos de comida. Donar a las organizaciones que cuidan de los desamparados.

- Denk aan hen.
- Denk aan haar.

Piensa en ellos.

- Houd links aan.
- Hou links aan.

Sigue hacia la izquierda.

...aan gruzelementen.

...hechos añicos.

Aan gruzelementen.

...hechos añicos.

Val aan!

- ¡Al ataque!
- ¡Atacad!
- ¡Ataque!
- ¡Ataquen!
- ¡Ataca!

Pak aan!

¡Coge ahí!

Kalm aan.

- Tranquilícese.
- Relájese.

Hij paste zich aan de omstandigheden aan.

Él se adaptó a las circunstancias.

- Rustig aan, Bob.
- Doe rustig aan, Bob.

Tranquilízate, Bob.

- Denk aan je toekomst.
- Denk aan jullie toekomst.
- Denk aan uw toekomst.

- ¡Pensá en tu futuro!
- ¡Piensa en tu futuro!

- Denk je aan Tom?
- Denkt u aan Tom?
- Denken jullie aan Tom?

- ¿Usted está pensando en Tom?
- ¿Estáis pensando en Tom?
- ¿Está pensando en Tom?

- Ik denk aan je.
- Ik denk aan u.
- Ik denk aan jullie.

- Pienso en ti.
- Estoy pensando en ti.
- Pienso en ustedes.

- Wanneer komt hij aan?
- Wanneer komt zij aan?
- Wanneer komt die aan?

¿Cuándo llega?

- Ik dacht aan u.
- Ik dacht aan jou.
- Ik heb aan jou gedacht.
- Ik heb aan je gedacht.

- Pensé en ti.
- Estaba pensando en ti.
- He pensado en ti.

Ik kan aan alles weerstaan behalve aan verleiding.

- Puedo resistirlo todo menos la tentación.
- Puedo resistir todo menos la tentación.

- Geef het aan mij!
- Geef het aan mij.

- Dádmelo.
- Démelo.
- Dámelo.
- Dénmelo.

- Trek je pyjama aan.
- Doe je pijama aan.

Ponte pijama.

Citroenen groeien aan citroenbomen en sinaasappels aan sinaasappelbomen.

El limonero da limones y el naranjo naranjas.

- Rustig.
- Rustig aan.
- Rustig maar.
- Fijn.
- Kalm aan.

Calmate.

- Ontspan u!
- Rustig aan.
- Rustig maar.
- Kalm aan.

Relájate.

- Niemand moedigde hen aan.
- Niemand moedigde ze aan.

Nadie la animó.

- Ik dacht aan u.
- Ik dacht aan jou.

- Pensé en ti.
- Estaba pensando en ti.
- He pensado en ti.

- Waar denk je aan?
- Waar denkt u aan?

¿En qué estás pensando?

- Kleed je alsjeblieft aan.
- Kleed u alstublieft aan.

Vístase por favor.

- Raak hem niet aan!
- Raak het niet aan!

¡No lo toque!

- Houd je schoenen aan.
- Hou je schoenen aan.

No te quites el calzado.

- Doe de radio aan.
- Zet de radio aan.

Enciende la radio.

Verliefde mensen twijfelen aan niets of aan alles.

Los enamorados dudan todo o no dudan nada.

- Hij keek me aan.
- Zij keek me aan.

Me miró.

- Het ontbreekt je aan verbeelding.
- Het ontbreekt u aan verbeelding.
- Het ontbreekt jullie aan verbeelding.
- Het ontbreekt je aan fantasie.
- Het ontbreekt u aan fantasie.
- Het ontbreekt jullie aan fantasie.

Te falta imaginación.

Rustig aan, jongens.

Aguarden, despacio.

aan maarschalk Ney.

al mariscal Ney.

aan anderen over.

a otros.

Allemaal aan boord!

- ¡Todos a bordo!
- ¡Al abordaje!

- Rustig aan!
- Langzaam!

- ¡Despacio!
- Más despacio.

Kijk me aan.

Mírame.

Rustig aan, Bob.

Tranquilízate, Bob.

- Langzaam!
- Langzaam aan!

¡Lentamente!

Ze komen aan.

Vienen.

Kijk eens aan!

- ¡Mira eso!
- ¡Fíjate en eso!

Houd links aan.

Sigue hacia la izquierda.

Neem dit aan.

- Toma esto.
- Tome esto.
- Tomen esto.
- Tomá esto.

Neem deze aan.

- Llévate estos de aquí.
- Quédate con estos.

Kom aan boord.

Sube a bordo.

Ik belde aan.

Toqué el timbre.

Kijk ons aan.

- Míranos.
- Obsérvanos.

Welkom aan boord!

- ¡Bienvenido a bordo!
- ¡Bienvenida a bordo!
- ¡Bienvenidos a bordo!
- ¡Bienvenidas a bordo!

Aan de slag!

¡Manos a la obra!

Rustig aan, graag.

Por favor, calmaos.

Denk aan haar.

Piensa en ella.

En ze trekken ook een scala aan ongewervelden aan.

y también atraen a una multitud de invertebrados.

- Aan de kant.
- Ga aan de kant.
- Opzij.
- Opschuiven.

- Hazte a un lado.
- Deja sitio.
- Mueve el culo.
- Deja pasar.

Zij denkt aan niets anders dan aan geld verdienen.

- Ella sólo piensa en ganar dinero.
- Ella solo piensa en ganar dinero.
- Ella no piensa en nada más que en ganar dinero.
- No piensa en nada que no sea ganar dinero.
- Solo piensa en ganar dinero.

Hij doet er verkeerd aan van aan te dringen.

Hace mal en insistir.

- Kijk me aan.
- Kijk naar me!
- Kijk me aan!

Mírame.

- Tom ging aan boord.
- Tom is aan boord gegaan.

Tom abordó el barco.

- Je bent schuldig aan moord.
- U bent schuldig aan moord.
- Jullie zijn schuldig aan moord.

Tú eres culpable de asesinato.

- Bent u aan het kijken?
- is hij aan het kijken?
- is zij aan het kijken?

¿Está mirando?

- Tom heeft geen shirt aan.
- Tom heeft geen hemd aan.
- Tom heeft geen overhemd aan.

Tomás no está usando camisa.

- Ik was aan het bloeden.
- Hij was aan het bloeden.
- Zij was aan het bloeden.

Sangraba.

Hij ontleent zijn naam aan een opvallend vertoon aan agressie.

Obtiene su nombre de un gran despliegue de agresión.

B.G. aan Helo 1, ik ben er slecht aan toe.

BG a Helicóptero Uno: me siento muy mal.

Drie verwondingen aan één been en twee aan mijn onderbuik.

tres heridas en una pierna y dos heridas en el abdomen.

- Doe alsjeblieft het licht aan.
- Doe het licht aan, alsjeblieft.

- Encienda la luz, por favor.
- Enciende la luz, por favor.

- Hij was aan het ijlen.
- Zij was aan het ijlen.

Estaba desvariando.

- Hé, doe rustig aan.
- Hé, relax.
- Hee, kalm aan jullie.

Hey, cálmate.

Het leven is rijk aan offers en arm aan vergeldingen.

La vida es rica en sacrificios y pobre en retribuciones.

- Ik ben aan het overgeven.
- Ik ben aan het kotsen.

Estoy vomitando.

- Waren jullie aan het huilen?
- Was je aan het huilen?

- ¿Estabas llorando?
- ¿Estabais llorando?

- Waarom is het licht aan?
- Waarom is de lamp aan?

¿Por qué está la luz encendida?

- Ik ben aan het vieren.
- Ik ben aan het feestvieren.

Estoy celebrando.

- Hij is aan de telefoon.
- Hij zit aan de telefoon.

Él está hablando por teléfono.

- Ik ben aan het verhuizen.
- Ik ben aan het bewegen.

- Me estoy moviendo.
- Me mudaré.

- Iedereen keek me aan.
- Iedereen was mij aan het aankijken.

Todos me estaban mirando.

- Ik heb aan jou gedacht.
- Ik heb aan je gedacht.

He pensado en ti.

- Dat gaat je niks aan.
- Dat gaat je niets aan.

- ¡No es cosa tuya!
- Esto no es asunto tuyo.
- No es de tu incumbencia.

- Tom heeft geen shirt aan.
- Tom heeft geen overhemd aan.

Tomás no está usando camisa.

- Een vrolijke kerst aan iedereen.
- Een gelukkige kerst aan iedereen!

¡Feliz Navidad a todos!

- Hij is aan het dineren.
- Zij is aan het dineren.

Está cenando.

- Ik kan aan alles weerstaan behalve aan verleiding.
- Ik kan alles weerstaan behalve verleiding.
- Ik kan aan alles weerstand bieden, behalve aan verleiding.

- Puedo resistirlo todo menos la tentación.
- Puedo resistir todo, excepto la tentación.
- Puedo resistir todo menos la tentación.
- Puedo resistir todo excepto tentación.
- Puedo resistirlo todo, excepto la tentación.