Translation of "Rusten" in Spanish

0.017 sec.

Examples of using "Rusten" in a sentence and their spanish translations:

Hij moest rusten.

Él necesitaba descansar.

Ik wil rusten.

Quiero descansar.

Wil Tom rusten?

¿Tom quiere descansar?

Wil je rusten?

¿Quieres descansar?

Ik moet rusten.

- Tengo que descansar.
- Debo descansar.

Laten wij even rusten.

Descansemos un rato.

Ik wil niet rusten.

No quiero descansar.

We zullen binnenkort rusten.

Pronto descansaremos.

Moge hij rusten in vrede!

Que en paz descanse.

Ik heb hem aangeraden te rusten.

Le aconsejé que descansara.

Ik moet gewoon een beetje rusten.

Solo necesito descansar un poco.

De katten rusten in de zon.

Los gatos se están relajando en el sol.

Je bent ziek, je moet rusten.

Estás enfermo, necesitas descansar.

Laat de rijst een beetje rusten.

Deja que repose un poco el arroz.

Het is tijd om uit te rusten.

Es hora de descansar.

Wij werken overdag en rusten 's nachts.

Por el día trabajamos y por la noche descansamos.

Na gedane arbeid is het goed rusten.

Luego de realizar el trabajo, el descanso es dulce.

- Je bent ziek, je moet rusten.
- U bent ziek. U moet rusten.
- Je bent ziek, je moet uitrusten.

- Estás enfermo. Debes descansar.
- Estás enfermo. Tienes que descansar.

Het is tijd om wat uit te rusten.

Es hora de descansar.

Ik ben thuis gebleven om uit te rusten.

Me quedé en casa para descansar.

- Ik ben aan het rusten.
- Ik rust uit.

Estoy descansando.

- Je lijkt moe. Je moet een uurtje of twee rusten.
- U lijkt moe. U moet een uurtje of twee rusten.

Te ves cansado. Deberías reposar por una o dos horas.

Ringelrobben gaan eropuit om te rusten in het ochtendgloren.

Las focas anilladas salen para descansar en el resplandor matutino.

Ik zal zingen terwijl hij aan het rusten is.

- Yo cantaré mientras él está descansando.
- Yo cantaré mientres él esté descansando.

Het lijkt niet de verstandigste keuze om uit te rusten.

Quizá no parezca el mejor lugar para descansar.

De ellebogen van een chirurg moeten rusten aan zijn zijden.

Los codos de un cirujano deben estar bajos descansando cómodamente a los costados.

Omdat je er moe uitziet, kun je beter wat rusten.

Te ves agotada, mejor toma un descanso.

De oude man stopte een ogenblik om uit te rusten.

El anciano se detuvo un momento para descansar.

Tom, die de hele dag gewerkt had, wilde gaan rusten.

- Tom, que había estado trabajando todo el día, quería descansar.
- Tom, que había trabajado el día entero, quería descansar.

De bejaarde man hield een ogenblik stil om uit te rusten.

El anciano se detuvo un momento para descansar.

- Je bent ziek, je moet rusten.
- Je bent ziek, je moet uitrusten.

- Estás enfermo, tienes que descansar.
- Estás enfermo, necesitas descansar.
- Estás enfermo. Debes descansar.
- Estás enfermo. Tienes que descansar.

Ik heb heel mijn huiswerk af, en nu wil ik een beetje rusten.

Ya terminé toda mi tarea así que ahora me gustaría tomar un pequeño descanso.

- Ik denk dat je beter een pauze neemt.
- Ik denk dat u beter een pauze neemt.
- Je kunt volgens mij maar beter even rusten.
- U kunt volgens mij maar beter even rusten.
- Ik denk dat jullie beter een pauze nemen.
- Jullie kunnen volgens mij maar beter even rusten.

Yo pienso que mejor hubieras tomado un descanso.

...en moest ongeveer drie maanden rusten voordat ik hersteld was. Dus het was een lang pijnlijk proces.

y tuve que descansar tres meses para poder recuperarme. Fue un proceso largo y doloroso.