Translation of "Is op" in Spanish

Mijn film is op.

Se me acabó el rollo.

Hij is op vakantie.

Él está de vacaciones.

Zijn geduld is op.

Su paciencia se ha acabado.

Hij is op dieet.

Él está a dieta.

Tom is op zolder.

Tom está en el ático.

Mijn geduld is op.

Se me agotó la paciencia.

Zij is op kantoor.

Ella está en la oficina.

Mijn geld is op.

No tengo más dinero.

Hun suiker is op.

Ya no tienen azúcar.

Onze benzine is op.

Nos hemos quedado sin gasolina.

- Het vliegtuig is op het vliegveld.
- Het vliegtuig is op de luchthaven.

El avión está en el aeropuerto.

Ze is op Tom verliefd.

Ella está enamorada de Tom.

De lente is op weg!

¡La primavera está en camino!

Kerstmis is op vijfentwintig december.

- La Navidad es el 25 de Diciembre.
- La Navidad es el día 25 de diciembre.

Tom is op de luchthaven.

Tom está en el aeropuerto.

John is op het vliegveld.

John está en el aeropuerto.

De deur is op slot.

La puerta está cerrada con llave.

- Mijn kamer is op de vierde verdieping.
- Mijn woning is op de vierde verdieping.
- Mijn appartement is op de vierde verdieping.

Mi departamento está en el cuarto piso.

- Mijn woning is op de vierde verdieping.
- Mijn appartement is op de vierde verdieping.

- Mi departamento está en el cuarto piso.
- Mi casa está en el cuarto piso.

Die is op de Mount Everest.

Está en el monte Everest.

Het is op de achtste verdieping.

Está en el octavo piso.

Ze is op weg naar Thailand.

Ella partió a Tailandia.

Hij is op de fiets gegaan.

Fue en bicicleta.

Ze is op haar zeventiende getrouwd.

- Ella se casó a la edad de 17 años.
- Ella se casó a los diecisiete.

Het officiële begin is op zaterdag.

El comienzo oficial es el sábado.

Het is op deze manier gebeurd.

Así es como sucedió.

Hij is op zondag altijd thuis.

Los domingos siempre está en casa.

Mijn verjaardag is op tien november.

Mi cumpleaños es el diez de noviembre.

Zijn verjaardag is op vijf mei.

Su cumpleaños es el cinco de mayo.

Hij is op de goede weg.

Está bien encarrilado.

Het pak is op maat gemaakt.

El traje está hecho a la medida.

Het vliegtuig is op het vliegveld.

- El avión está en el aeródromo.
- El avión está en el aeropuerto.

De suiker is op bij ons.

Se nos ha acabado el azúcar.

Tom is op zoek naar Mary.

Tom está buscando a Mary.

De kat is op het dak.

El gato está en el tejado.

De winkel is op de hoek.

La tienda queda en la esquina.

- Je hebt geluk. Het vliegtuig is op tijd.
- U heeft geluk. Het vliegtuig is op tijd.

Tienes suerte. El avión es puntual.

De volle maan is op zijn helderst.

La luna llena brilla en todo su esplendor.

Tom is op zoek naar een baan.

Tom está buscando un empleo.

Mijn kamer is op de vierde verdieping.

Mi habitación está en el cuarto piso.

Mijn woning is op de vierde verdieping.

Mi departamento está en el cuarto piso.

De olie in de lamp is op.

Se agotó el gas de la lámpara.

Jouw bril is op de vloer gevallen.

Tus lentes se cayeron al suelo.

Alle suiker is op de grond gevallen.

Todo el azúcar se cayó al suelo.

Mijn appartement is op de tweede verdieping.

Mi departamento queda en el segundo piso.

Mama is op dit moment niet thuis.

En este momento mamá no está en casa.

Het idee is op zich niet slecht.

La idea en sí misma no es mala.

Dit middel is op zich geen vergif.

Esta medicina no es un veneno en sí.

- Mijn beste vriendin is op dit moment in Rome.
- Mijn beste vriend is op dit moment in Rome.

- Mi mejor amigo está en Roma en este momento.
- Ahora mi mejor amigo está en Roma.
- Mi mejor amiga está ahora en Roma.
- Mi mejor amigo está ahora en Roma.

- Uw tijd is op.
- Je tijd is om.

- Se te acabó el tiempo.
- Se os acabó el tiempo.
- Se acabó tu tiempo.

Kioto is op zijn mooist in de herfst.

Kioto es más bonito en otoño.

Iedere deur in het huis is op slot.

Todas las puertas de la casa están cerradas.

Dat is op ongeveer 133 kilometer van Londen.

Está a unos 133 kilómetros de Londres.

Het gebouw is op het moment in aanbouw.

El edificio está en construcción.

Ze is op dit moment in het ziekenhuis.

Ahora está en el hospital.

Ik vermoed dat Tom verliefd is op Maria.

Sospecho que Tom está enamorado de Mary.

Meneer Brown is op zoek naar zijn bril.

El señor Brown está buscando sus anteojos.

Denk je dat Tom verliefd is op je?

¿Crees que Tom esté enamorado de ti?

Je hebt geluk. Het vliegtuig is op tijd.

Tienes suerte. El avión es puntual.

Men zegt dat zij verliefd is op hem.

Se dice que ella está enamorada de él.