Translation of "Weg" in Spanish

0.026 sec.

Examples of using "Weg" in a sentence and their spanish translations:

Weg!

¡Fuera!

- Scheer je weg!
- Weg!
- Wegwezen!

Aléjate.

- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Weg!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Maak dat je wegkomt!

- ¡Fuera!
- ¡Largo!
- ¡A la calle!

- Alsjeblieft, ga weg!
- Ga alsjeblieft weg!

¡Por favor, vete!

- Ga niet weg.
- Ga niet weg!

¡No te vayas!

- Ze zijn weg.
- Zij zijn weg.

Se fueron.

- Hij rende weg.
- Hij liep weg.

Huía.

- Gooi het gewoon weg.
- Gooi het maar weg.
- Gooi maar weg.
- Gooi hem maar weg.

Simplemente tíralo.

- We dommelen weg.
- We doezelen weg.
- We dommelen in.
- Wij dommelen weg.
- Wij doezelen weg.
- Wij dommelen in.
- We zakken weg.
- Wij zakken weg.

Nos estamos quedando dormidos.

Ga weg.

¡Vete!

Kijk weg.

- Mirá para otro lado.
- Mira para otro lado.
- Mire para otro lado.
- Miren para otro lado.

Weg hier!

- ¡Salí de acá rápidamente!
- ¡Rápido, sal de aquí!

Ga weg!

- ¡Vete de aquí!
- ¡Vete!
- ¡Lárguense!

- Rot op!
- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Weg!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Maak dat je wegkomt!
- Ga toch weg!

- ¡Fuera!
- ¡Vete de aquí!
- ¡Fuera de aquí!
- ¡Andate!

- Ga weg!
- Ga!
- Wegwezen.
- Go!
- Loop weg!

¡Vete de aquí!

- Ga weg!
- Wegwezen!
- Ga!
- Vooruit!
- Ga weg.
- Opzij.
- Opschuiven.
- Go!
- Loop weg!
- Voorwaarts!

¡Muévete!

- De jongen liep weg.
- De jongen rende weg.

- El chico huyó.
- El muchacho escapó.

- De hond ging weg.
- De hond liep weg.

- El perro se alejó.
- El perro huyó.

- Weg met het geweer.
- Doe het pistool weg.

- Deshazte del arma.
- Deshágase del arma.

- Scheer je weg!
- Hoepel op!
- Ga toch weg!

- ¡Fuera!
- ¡Piérdete!
- ¡Vete de aquí!
- ¡Lárgate!
- ¡Largo!
- ¡Vete ya!

- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Weg!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Maak dat je wegkomt!
- Opzij.
- Opschuiven.
- Loop weg!
- Maak dat jullie wegkomen.
- Maak dat u wegkomt!
- Ga weg hier.

- ¡Fuera!
- ¡Vete de aquí!
- ¡Lárgate!
- ¡Largo!
- ¡Vete ya!

Ze is weg.

Y ella escapó por atrás.

- Wegwezen.
- Ga weg.

- Apártate.
- Retrocede.

- Ga weg!
- Wegwezen!

- ¡Largaos!
- ¡Lárguense!

Zijn we weg?

¿Nos vamos?

Ze gingen weg.

- Se fueron.
- Se marcharon.
- Se iban.

Tom is weg.

Tom se ha ido.

Hij keek weg.

Él miró hacia otro lado.

Ga weg, alstublieft.

Por favor, márchese.

Iedereen moet weg!

¡Que se vayan todos!

Ga weg, Tom.

- Vete, Tom.
- Lárgate, Tom.

Ga nu weg!

- Ahora márchate.
- Ahora vete.
- Ahora lárgate.

Hij rende weg.

Corrió.

Ze rende weg.

Ella corrió.

Ze ging weg.

Ella se marchó.

Wil je weg?

¿Quieres ir?

Is ze weg?

¿Ella se ha ido?

Ze was weg.

Ella estaba lejos.

Ga niet weg.

- No te vayas.
- No te marches.

Ben je weg?

¿Tú irás?

- Ben je weg?
- Ga je weg?
- Ga je door?

¿Tú irás?

- Blijf weg.
- Blijf uit de buurt.
- Blijf hier weg.

- Fuera de aquí.
- Fuera.
- Aléjate.

- Rot op!
- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!

- ¡Vete de aquí!
- ¡Salga de aquí!
- ¡Vete!
- ¡Largo!

"Er is de harde weg en de zachte weg.

"Tienes el camino fácil y el camino difícil.

- Rot op!
- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Weg!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Ga!
- Rot op.
- Lopen!
- Maak dat je wegkomt!
- Donder op.
- Vooruit.
- Loop weg!

¡A caminar!

- Zuid-Afrika is ver weg.
- Zuidelijk Afrika is ver weg.

Sudáfrica está lejos.

- Ga alsjeblieft.
- Ga alstublieft.
- Ga alsjeblieft weg.
- Ga alstublieft weg.

- Por favor, ve.
- Por favor, vete.
- Por favor, márchate.
- Por favor, váyase.

- Toon ons de rechte weg.
- Toon ons de kortste weg.

Enséñanos el camino correcto.

- Rot op!
- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Weg!
- Onder mijn ogen uit!
- Rot toch op!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Verdwijn!
- Rot op.
- Donder op.
- Ga toch weg!

- ¡Que te jodan!
- ¡Vete a tomar por culo!
- ¡Vete a la mierda!

- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Weg!
- Buiten!
- Onder mijn ogen uit!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Verdwijn!
- Lazer op!
- Maak dat je wegkomt!
- Eruit!
- Donder op.
- Kom eruit.
- Weg met jou!
- Scheer je weg.
- Maak dat u wegkomt!
- Ga weg hier.

- ¡Fuera!
- Bájate.

We kunnen hier weg.

Nos vamos de aquí.

Je ziet een weg.

¡Miren, una ruta!

Alsjeblieft, ga niet weg.

Por favor, no se vayan.

- Ga weg!
- Verdwijn!
- Wegwezen.

- ¡Pírate!
- ¡Lárgate!

Laat onnodige woorden weg!

¡Omite las palabras innecesarias!

De dief rende weg.

- El ladrón huyó.
- El ladrón se fue corriendo.

Ik ga nu weg.

Ya me voy.

Hij was al weg.

- Él ya había ido.
- Él ya se había ido.

Hij ging onmiddellijk weg.

Se fue inmediatamente.

Ben je al weg?

¿Ya se van?

- Ren!
- Weglopen!
- Ren weg!

¡Corre!

De bestanden zijn weg.

Los archivos están perdidos.

Doe je kleren weg.

Guarda tu ropa.

Moet hij meteen weg?

¿Tiene que irse ahora mismo?

Gooi het gewoon weg.

Simplemente tíralo.

Ik ga op weg.

Voy en camino.

De jongen liep weg.

- El chico huyó.
- El muchacho escapó.

Zet uw fiets weg.

Quita tu bicicleta.

Kom, we zijn weg.

Vámonos.

De weg is lang.

El camino es largo.

Ik ben hier weg.

Me piro.

Hij is al weg.

Él ya se fue.

Ik moet echt weg.

Realmente tengo que irme.

Tom is ver weg.

Tom está lejos.

Is Boston ver weg?

¿Está muy lejos Boston?

Ze ging vroeg weg.

Ella se fue temprano.

Steek je portefeuille weg.

Guarda la billetera.

Is hij al weg?

¿Ya se ha ido?