Translation of "Zijt" in Japanese

0.023 sec.

Examples of using "Zijt" in a sentence and their japanese translations:

Zijt ge student?

学生さんですか?

Ge zijt allemaal lafaards.

- おまえらはみんな小心者だ。
- おまえらはみんな臆病者だ。
- おまえらはみんな弱虫だ。

Zijt ge allemaal klaar?

きみたちみんな用意はできましたか。

Gij zijt nieuwe studenten.

君達は新入生です。

Ge zijt mijn zonnetje.

きみは僕の太陽だ。

Hoe traag zijt ge toch!

何て歩みののろいやつだろう。

- Zijt ge dokter?
- Ben je arts?

あなたは医者ですか。

- Zijt ge student?
- Ben je student?

あなたは学生ですか。

Zijt ge naar de dokter geweest?

お医者さんに見てもらいましたか。

Ge zijt te vriendelijk voor mij.

貴方は私に親切にしすぎます。

Zijt ge alleen naar hier gekomen?

一人でここに来たのですか。

Wanneer zijt ge naar Berlijn verhuisd?

いつベルリンに引っ越しましたか?

- Zijt ge alleen?
- Ben je alleen?

- 1人でいるの?
- 一人かい?

- Gij zijt kinderen.
- Jullie zijn kinderen.

君たちは子どもだ。

Zijt ge lid van de honkbalploeg?

君は野球チームのメンバーですか。

- Waar ben je?
- Waar zijt ge?

どこにいますか?

Ge zijt op de verkeerde weg.

君は違う方にいきますよ。

Zijt ge klaar om te beginnen?

出発の用意は出来ましたか。

Zijt ge voor of tegen ons plan?

君はその計画に賛成ですか、それとも反対ですか。

Zijt ge een brief aan het schrijven?

今、手紙を書いてるの?

Zijt ge al eens in Amerika geweest?

- アメリカへ行ったことはある?
- アメリカに行ったことがありますか。
- アメリカに行ったことはありますか?
- アメリカに行ったことある?

- Weet je het zeker?
- Zijt ge zeker?

本当?

Zijt ge gestopt aan het rood licht?

赤信号で止まりましたか。

Zijt ge al verliefd geweest op een jongen?

これまでに男の人を愛したことがありますか。

- Zijt gij Tom niet?
- Ben jij Tom niet?

- トムでは無いのですか。
- トムなのか?

- Gij zijt nieuwe studenten.
- Jullie zijn nieuwe studenten.

君達は新入生です。

- Gij zijt een persoon.
- Jij bent een persoon.

君は人間だ。

- Zijt ge niet gelukkig?
- Bent u niet gelukkig?

- 君はうれしくないのかい?
- 君はうれしくないですか。
- 君はしあわせじゃないのかい?
- うれしくないの?

Kunt ge uitleggen waarom ge te laat zijt?

- 遅刻の理由を言ってください。
- 何で遅れたか説明してくれる?

- Zijt ge dokter?
- Bent u een dokter?
- Ben je arts?

- あなたは医者ですか。
- お医者さんなの?
- お医者様でいらっしゃいますか?

- Waarom zijt ge zo treurig?
- Waarom ben je zo verdrietig?

なんでそんなに悲しむの。

- Weet je het zeker?
- Zijt ge zeker?
- Ben je zeker?

本当?

- Zijt ge bezet morgennamiddag?
- Heb je morgen middag iets te doen?

- 明日の午後あいてる?
- 明日の午後って忙しい?

Uw broer heeft mij gezegd dat ge naar Parijs geweest zijt.

君の弟は君がパリへ行ったと言った。

- Gij zijt een persoon.
- Jij bent een persoon.
- Je bent iemand.

君は人間だ。

- Ge zijt mooi.
- Jij bent mooi.
- Jullie zijn mooi.
- Je bent mooi.

あなたたちは美しい。

- Waarom ben je naar Japan gekomen?
- Waarom zijt ge naar Japan gekomen?

なぜ日本に来たのですか。

Ge moogt weggaan, op voorwaarde dat ge tegen vijf uur terug zijt.

5時までにもどるなら行ってもいいよ。

- Zijt ge naar de dokter geweest?
- Ben je naar een dokter geweest?

- お医者さんに見てもらいましたか。
- お医者さんに診てもらったの?

- Zijt ge al eens in Amerika geweest?
- Was je ooit in Amerika?

アメリカに行ったことある?

- Wie bent u?
- Wie zijt gij?
- Wie zijn jullie?
- Wie ben jij?

- あなたは誰ですか。
- 君は誰?

- Zijt ge student?
- Bent u student?
- Bent u studente?
- Ben je student?

- あなたは学生ですか。
- 学生さんですか?

- Ik weet dat je rijk bent.
- Ik weet dat ge rijk zijt.

- 君が金持ちなのは知っているよ。
- 君が金持ちなのは知ってるよ。

- Zijt ge al eens in Amerika geweest?
- Was je ooit al in Amerika?

- アメリカへ行ったことはある?
- アメリカに行ったことがありますか。
- アメリカに行ったことはありますか?
- アメリカに行ったことある?

- Zijt ge al eens op Hawaï geweest?
- Hebt ge Hawaï al eens bezocht?

ハワイに行ったことがありますか。

- Ben je ooit in het buitenland geweest?
- Zijt ge ooit in het buitenland geweest?

- 外国に行ったことがありますか。
- 海外へ行ったことがありますか。

- Wanneer zijt ge begonnen met Duits te leren?
- Wanneer ben je begonnen Duits te leren?

君は、いつドイツ語の勉強を始めましたか。

- Het doet mij plezier dat ge terug zijt.
- Het verheugt me je terug te zien.

あなたが戻って来てくれて嬉しいです。

- Gij zijt jong. Ik daarentegen ben heel oud.
- Jij bent jong. Ik daarentegen, ben heel oud.

君は若い、それに反し私はかなり年をとっている。

- Waarom zijt ge weggelopen?
- Waarom zijn jullie weggelopen?
- Waarom bent u weggelopen?
- Waarom ben je weggelopen?

どうして逃げたの。

- Het probleem is dat ge te jong zijt.
- Het probleem is dat je te jong bent.

問題は君が若すぎる事だ。

- Ik weet dat ge rijk zijt.
- Ik weet dat u rijk bent.
- Ik weet dat jullie rijk zijn.

君が金持ちなのは知ってるよ。

- Weet je het zeker?
- Zijt ge zeker?
- Weet u dat zeker?
- Weten jullie het zeker?
- Ben je zeker?

- 本当?
- 本気?

- Ik weet dat je rijk bent.
- Ik weet dat ge rijk zijt.
- Ik weet dat u rijk bent.

- 君が金持ちなのは知っているよ。
- 君が金持ちなのは知ってるよ。

- Uw broer heeft mij gezegd dat ge naar Parijs geweest zijt.
- Je broer zei dat je naar Parijs was gegaan.

君の弟は君がパリへ行ったと言った。

- Ik weet dat je rijk bent.
- Ik weet dat ge rijk zijt.
- Ik weet dat u rijk bent.
- Ik weet dat jullie rijk zijn.

- 君が金持ちなのは知っているよ。
- 君が金持ちなのは知ってるよ。

- Hoe ouder ge wordt, hoe moeilijker het wordt een nieuwe taal te leren.
- Hoe ouder ge zijt, hoe moeilijker het is een taal te leren.
- Hoe ouder je wordt, des te moeilijker wordt het een nieuwe taal te leren.

年を取ればとるほど、言語の習得は難しくなる。