Translation of "Gij" in Japanese

0.008 sec.

Examples of using "Gij" in a sentence and their japanese translations:

- Gij ook, Brutus?
- Ook gij, Brutus?

ブルータス、お前もか?

Kunt gij paardrijden?

あなたは馬に乗ることができますか。

Waar woont gij?

- どちらにお住まいですか。
- どこに住んでいるんですか。
- きみはどこに住んでいますか。
- お住まいはどちらですか。

Gij ook, Brutus?

ブルータス、お前もか?

Gelooft gij mij?

信じてくれる?

- Gij ook, Brutus?
- Ook gij, Brutus?
- Tevens jij, Brutus?

ブルータス、お前もか?

Kent gij mijnheer Brown?

あなたはブラウンさんを知っていますか。

Waar woont gij eigenlijk?

ところで、君はどこに住んでいるの。

Doet gij aan sport?

- 君は何かスポーツをやりますか。
- 何かスポーツをしますか。

Overigens, speelt gij viool?

- ところで、君はバイオリンを弾きますか。
- ところで、バイオリンは弾きますか。

Hoeveel zussen hebt gij?

あなたは何人妹がいますか。

Gij zijt nieuwe studenten.

君達は新入生です。

Waart gij gisteravond thuis?

あなたは昨日の夜、家にいた?

Gij zult niet doden.

汝殺すなかれ。

"Kunt gij gitaar spelen?" "Ja."

「ギターがひけますか」「はい、ひけます」

Zoek en gij zult vinden.

探せ、さらば見いだすであろう。

Gij hebt een goed geheugen.

あなたは記憶がよい。

Hebt gij uw huiswerk al af?

- 君はもう宿題を終えたのか。
- 君はもう宿題をし終えたのですか。

Alleen gij kunt de vraag beantwoorden.

その質問に答えられるのは君だけだ。

Hij is veel groter dan gij.

彼は君よりずっと背が高い。

Luistert gij eigenlijk wel naar mij?

私の話ちゃんと聞いていますか。

- Gij eerst.
- Ga jij maar eerst.

お先にどうぞ。

Laat gij uw kinderen koffie drinken?

お宅では子供にコーヒーを飲ませていますか。

- Gij zijt kinderen.
- Jullie zijn kinderen.

君たちは子どもだ。

- Kunt gij autorijden?
- Kun je autorijden?

- 君は車の運転が出来ますか。
- あなたは車を運転する事ができますか。
- あなたは自動車を運転できますか。
- あなたは自動車の運転ができますか。
- 車は運転できるの?

Kent gij toevallig een professor Braun?

ひょっとして、あなたはブラウン教授をご存知ですか。

- Waar woon je?
- Waar woont gij?

- どこに住んでいますか。
- 君はどこに住んでいるのですか。

Weet gij of Lucy Japans spreekt?

あなたはルーシーが日本語を話すことができるかどうか知っていますか。

Toni spreekt even goed Engels als gij.

トニー君はあなたと同じくらい上手に英語を話す。

Hebt gij enig idee wie hij is?

あの人誰だかわかりますか。

- Waar speelt gij tennis?
- Waar tennissen jullie?

あなたはどこでテニスをしますか。

Mevrouw Roland, wat denkt gij over het probleem?

ローランドさん、この問題についてどうお考えですか。

Gij hebt het voordeel van een goede opvoeding.

- 君にはりっぱな教育を受けたという利点がある。
- あなたには立派な教育を受けたという利点がある。

- Zijt gij Tom niet?
- Ben jij Tom niet?

- トムでは無いのですか。
- トムなのか?

- Waar woon je eigenlijk?
- Waar woont gij eigenlijk?

- ところで、君はどこに住んでいるの。
- ところで、お住まいはどちらですか。
- ところで、君はどこに住んでるの?

- Gij zijt nieuwe studenten.
- Jullie zijn nieuwe studenten.

君達は新入生です。

- Gij zijt een persoon.
- Jij bent een persoon.

君は人間だ。

- Wat doe je hier?
- Wat doet gij hier?

- 何をしているこんな所で?
- こんなところで何してるの?
- ここで何をしてるの?
- あなたはここで何をしているのですか。

- Hoeveel kinderen hebt gij?
- Hoeveel kinderen heb je?

子供は何人ですか。

Ik heb drie keer zoveel geld als gij.

私はあなたの三倍のお金を持っている。

- Kun je iets beters bedenken?
- Weet gij iets beters?

もっといいこと思いつきませんか。

Kent gij toevallig een heer met de naam Braun?

ひょっとしてブラウンという名前の男性をご存じありませんか。

- Waar woon je?
- Waar woont gij?
- Waar woont u?

- どこに住んでいますか。
- 君はどこに住んでいるのですか。
- 君の住まいはどこですか。
- どちらにお住まいですか。
- どこに住んでいるんですか。
- きみはどこに住んでいますか。
- どこにお住まいですか。
- お住まいはどちらですか。

Kent gij het verschil tussen een microscoop en een telescoop?

顕微鏡と望遠鏡の違いがわかりますか。

- "Kunt gij gitaar spelen?" "Ja."
- “Kun jij gitaar spelen?” “Ja.”

「ギターがひけますか」「はい、ひけます」

- Vraag en u zal gegeven worden.
- Vraagt en gij zult krijgen.

求めよ、さらば与えられん。

Weet gij dat Okinawa dichter bij China ligt dan bij Honshu?

沖縄は本州よりも中国に近いということに気付いてましたか。

- Gij eerst.
- Jij eerst.
- Ga jij maar eerst.
- Jij mag eerst.

- 君から始めなさい。
- 君がまずさきに行ってくれ。

- Hoe laat staat gij op?
- Om hoe laat sta je op?

- 何時に君は起きるの。
- あなたは何時に起きますか。

- Gij zijt een persoon.
- Jij bent een persoon.
- Je bent iemand.

君は人間だ。

- Hij is veel groter dan gij.
- Hij is veel groter dan jij.

彼は君よりずっと背が高い。

- Heb jij begrepen wat hij zei?
- Hebt gij begrepen wat hij zei?

- 彼の言ってた事、分かったかい。
- 彼の言うことがわかったか。
- 彼が何を言ったか理解できましたか。

- Wie bent u?
- Wie zijt gij?
- Wie zijn jullie?
- Wie ben jij?

- あなたは誰ですか。
- 君は誰?

- Hebt gij gisteravond televisie gekeken?
- Heb je gisteravond naar de tv gekeken?

昨夜あなたはテレビを見ましたか。

- Hebt gij uw huiswerk al af?
- Heb je je huiswerk al af?

- 宿題はもう終わりましたか。
- 宿題はもう終わったのですか。
- 宿題はもうしてしまいましたか。
- 君はもう宿題をみな済ませましたか。
- 君はもう宿題をし終えたのですか。
- もう宿題を終えましたか。
- もう宿題を済ませてしまったのですか。
- もう宿題をすませたの?
- あなたはもう宿題を終えましたか。

- Ik heb hetzelfde probleem als gij.
- Ik heb hetzelfde probleem als jij.

私はあなたと同じ問題を抱えています。

- Luistert gij eigenlijk wel naar mij?
- Luister je eigenlijk wel naar mij?

ねえ、話聞いてる?

- Weet hij wat gij gedaan hebt?
- Weet hij wat je hebt gedaan?

彼はあなたが何をしたのか知っていますか。

- Waar woon je?
- Waar woont gij?
- Waar wonen jullie?
- Waar woont u?

- どこに住んでいますか。
- どちらにお住まいですか。

- Weet gij wat ze gezegd heeft?
- Weet jij wat ze gezegd heeft?

彼女が何と言ったか知っていますか。

Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.

- 人からして貰いたいように人にもなせ。
- 自分が人からしてもらいたいと思うことは人にもせよ。
- 自分がしてもらいたいように人にもしなさい。

Ge hebt haar gezegd dat gij het werk al drie dagen geleden gedaan hadt.

君は彼女に「その仕事を3日前に済ませたんだ」と言った。

- Wat doe je in je vrije tijd?
- Wat doet gij in uw vrije tijd?

暇な時は何をしていますか。

- Weet gij hoe men een computer gebruikt?
- Weet jij hoe je een computer moet gebruiken?

コンピューターの操作の仕方を知ってますか。

- Weet gij waar hij woont?
- Weet jij waar hij woont?
- Weet u waar hij woont?

あなたは彼がどこに住んでいるか知っていますか。

- Ge hebt een goed geheugen.
- Gij hebt een goed geheugen.
- Je hebt een goed geheugen.

あなたは記憶がよい。

- Gij zijt jong. Ik daarentegen ben heel oud.
- Jij bent jong. Ik daarentegen, ben heel oud.

君は若い、それに反し私はかなり年をとっている。

- Hoeveel zussen hebt gij?
- Hoeveel zussen hebben jullie?
- Hoeveel zussen heb je?
- Hoeveel zussen heb jij?

- あなたは何人妹がいますか。
- 女兄弟を何人お持ちですか?

- Heb je gezegd dat ik nooit zou kunnen winnen?
- Hebt gij gezegd dat ik nooit kon winnen?

私が絶対勝てないってあなた言った?

- Hebt gij uw huiswerk al af?
- Ben je al klaar met je huiswerk?
- Is je huiswerk al af?

- 宿題はもう終わりましたか。
- 宿題はもう終わったのですか。
- 宿題はもうしてしまいましたか。
- 君はもう宿題をみな済ませましたか。
- 君はもう宿題をし終えたのですか。
- もう宿題を終えましたか。
- もう宿題を済ませてしまったのですか。
- もう宿題をすませたの?
- あなたはもう宿題を終えましたか。

- Kent gij het verschil tussen een microscoop en een telescoop?
- Ken jij het verschil tussen een microscoop en een telescoop?

- 顕微鏡と望遠鏡の違いがわかりますか。
- 顕微鏡と望遠鏡の違い、分かってる?

- Heb je verleden nacht naar de televisie gekeken?
- Hebt gij gisteravond televisie gekeken?
- Heb je gisteravond naar de tv gekeken?

昨夜あなたはテレビを見ましたか。

- Ik heb hetzelfde probleem als gij.
- Ik heb dezelfde problemen zoals jij die hebt.
- Ik heb hetzelfde probleem als jij.

私はあなたと同じ問題を抱えています。

- Wat doe je in je vrije tijd?
- Wat doen jullie in je vrije tijd?
- Wat doet gij in uw vrije tijd?

- 暇なときは何をしていますか。
- 時間のあるときは何をしていますか。
- 余暇はどのように過ごしますか?
- 暇な時は何をしていますか。
- 暇なとき何してるの?

- Wat zoudt gij doen in mijn plaats?
- Wat zou je in mijn plaats doen?
- Wat zou jij in mijn plaats doen?

君が僕の場合だったらどうするつもりだい。