Translation of "Leugen" in German

- Dat was een leugen.
- Dit was een leugen.

Das war eine Lüge.

Wat een leugen!

Das ist gelogen!

Dat was een leugen.

Das war eine Lüge.

Dat is duidelijk een leugen.

- Es ist offensichtlich, dass dies eine Lüge ist.
- Das ist offensichtlich eine Lüge.

Het was allemaal een grote leugen.

Alles war eine große Lüge.

Haar verhaal kan geen leugen zijn.

Ihre Geschichte kann nicht gelogen sein.

Zijn leugen maakte de zaak ingewikkeld.

Seine Lüge verkomplizierte die Angelegenheit.

De grootste leugen is het ego.

Die größte Lüge ist das Ich.

Maar dat is spijtig genoeg een leugen.

Aber das ist leider eine Lüge.

Tom weet dat het een leugen is.

Tom weiß, dass es eine Lüge ist.

Niet iedere onjuiste bewering is een leugen.

Nicht jede unwahre Aussage ist eine Lüge.

Het is moeilijk waarheid van leugen te onderscheiden.

Es ist schwer, Wahrheit und Lüge zu unterscheiden.

Het is zo duidelijk dat het een leugen is!

Es ist so offensichtlich, dass es sich um eine Lüge handelt.

Hij vertelt een nieuwe leugen om de voorafgaande te verdoezelen.

- Er erzählt eine neue Lüge, um die vorangehende zu vertuschen.
- Er erzählt eine neue Lüge, um die vorangehenden zu vertuschen.

Ik wou dat alles wat Tom zei een leugen was.

Ich wünschte, alles, was Tom gesagt hat, wäre eine Lüge.

Na deze tweede leugen werd zijn neus nog enkele duimen langer.

- Bei dieser zweiten Lüge wuchs seine Nase noch ein paar Fingerbreit mehr.
- Bei dieser zweiten Lüge wuchs seine Nase noch einige Zentimeter weiter.

Ze zei dat ze een verpleegster was, maar dat was een leugen.

Sie sagte, sie wäre eine Krankenschwester, was eine Lüge war.

Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt hem wel.

Lügen haben kurze Beine.

Hij zei dat zijn vader ziek was, maar dat was een leugen.

Er sagte, dass sein Vater krank war, aber es war eine Lüge.

Ik denk dat hetgeen wat je me juist verteld hebt een leugen was.

Ich halte das, was du mir gerade gesagt hast, für eine Lüge.

Hij zei dat hij de kamer niet binnen geweest was: dat is een leugen.

Er sagt er habe das Zimmer nicht betreten, das ist eine Lüge.

- Zij beschuldigden hem van liegen.
- Zij betichtten hem van een leugen.
- Zij noemden hem een leugenaar.

Sie bezichtigten ihn der Lüge.

Het idee dat Japanse vrouwen onderdanig zijn en altijd gehoorzaam aan hun man, is een leugen.

Die Ansicht, dass japanische Frauen unterwürfig seien und ihren Ehemännern folgsam sind, ist eine Lüge.

De bewering "Vandaag is het 13 april" was gisteren een leugen, en zal het morgen opnieuw zijn.

Die Behauptung: „Heute ist der 13. April“ war gestern eine Lüge und wird morgen wieder eine sein.