Translation of "Lezen" in English

0.007 sec.

Examples of using "Lezen" in a sentence and their english translations:

- Kan je lezen?
- Kunnen jullie lezen?
- Kunt u lezen?

Can you read?

- Ze zitten te lezen.
- Ze zijn aan het lezen.
- Ze liggen te lezen.
- Ze lezen.

They're reading.

Wij lezen.

We're reading.

Jullie lezen.

- Read.
- You're reading.

Ze lezen.

They are reading.

- Lezen is mijn stokpaardje.
- Mijn hobby is lezen.

My hobby is reading.

Kinderen leren lezen?

teaching kids to read?

Hij kan lezen.

He can read.

Stop met lezen.

Stop reading.

Wil je lezen?

Do you want to read?

Ik kan lezen.

I can read.

Wat lezen jullie?

What are you reading?

Kan je lezen?

Can you read?

Kunnen jullie lezen?

Can you read?

- Ik hou van lezen.
- Ik hou erg van lezen.

I am fond of reading.

- Ik zit nu te lezen.
- Ik ben nu aan het lezen.
- Ik lig nu te lezen.
- Nu ben ik aan het lezen.
- Nu zit ik te lezen.
- Nu lig ik te lezen.

I'm reading now.

- Wat bent u aan het lezen?
- Wat zijn jullie aan het lezen?
- Wat lezen jullie?

What are you reading?

- Je moet de Koran lezen.
- U moet de Koran lezen.
- Jullie moeten de Koran lezen.

You need to read the Quran.

- Wat ben je aan het lezen?
- Wat bent u aan het lezen?
- Wat zijn jullie aan het lezen?
- Wat lezen jullie?

- What are you reading?
- What're you reading?

- Ik kan zonder bril lezen.
- Ik kan lezen zonder bril.

I can read without glasses.

- Je moet de Koran lezen.
- Jullie moeten de Koran lezen.

You need to read the Quran.

Mijn hobby is lezen.

- My hobby is to read.
- My hobby is reading.

Hij kan nauwelijks lezen.

He can barely read.

Lezen maakt me blij.

Reading makes me happy.

Kan je Arabisch lezen?

Can you read Arabic?

Tom kan niet lezen.

Tom can't read.

Ik kan niet lezen.

- I can't read.
- I can not read.

Lezen is mijn stokpaardje.

- My hobby is to read.
- My hobby is reading.

Hij kan goed lezen.

He can read well.

- Ze lazen.
- Ze lezen.

They read.

Dit moet je lezen.

You've got to read this.

Ze lezen een boek.

- They're reading a book.
- They are reading a book.

- Jullie lezen.
- U leest.

- You're reading.
- You are reading.

Tom begon te lezen.

- Tom started reading.
- Tom began to read.

Ik hou van lezen.

- I am fond of reading.
- I like reading.
- I like to read.
- I enjoy reading.

Tom kan nauwelijks lezen.

Tom can barely read.

Ik kan Grieks lezen.

I can read Greek.

Ze zitten te lezen.

They're reading.

Tom vindt lezen leuk.

Tom enjoys reading.

Wij lezen hetzelfde boek.

We're reading the same book.

- Hij is moe van het lezen.
- Hij is het lezen moe.

He is tired of reading.

- Tom heeft me geleerd om te lezen.
- Tom heeft me leren lezen.

Tom taught me to read.

- Tom had niks om te lezen.
- Tom had niets om te lezen.

Tom had nothing to read.

- Ik kan dat bord niet lezen.
- Ik kan dat teken niet lezen.

I can't read that sign.

- Kunt u in deze taal lezen?
- Kun je in deze taal lezen?

Are you able to read in this language?

Weinig studenten kunnen Latijn lezen.

Few students can read Latin.

Wie kan de toekomst lezen?

Who can read the future?

Boeken lezen is erg interessant.

Reading books is very interesting.

Een boek lezen is interessant.

- Reading a book is interesting.
- Reading books is interesting.

Ik ging door met lezen.

I went on with my reading.

Mijn hobby is stripboeken lezen.

My hobby is reading comics.

Hij wil dat boek lezen.

- He is anxious to read the book.
- He wants to read this book.

Kan jij fonetische tekens lezen?

Can you read phonetic signs?

Ik heb genoeg van lezen.

I'm sick and tired of reading.

Ik wil dat boek lezen.

I want to read this book.

Niet lezen tijdens het lopen.

Do not read while walking.