Examples of using "Zamanım" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb geen tijd.
Ik heb geen tijd.
Ik heb tijd.
Ik had er geen tijd voor.
Daar had ik geen tijd voor.
Als ik tijd heb dan kom ik.
Ik heb nu geen tijd.
Mijn tijd raakt op.
Als ik tijd heb dan kom ik.
Ik had niet genoeg tijd.
Ik heb geen tijd om te lezen.
Ik heb geen tijd om te lezen.
- Ik heb geen tijd voor jou.
- Ik heb geen tijd voor jullie.
- Ik heb geen tijd voor u.
- Ik weet niet of ik tijd heb.
- Ik weet niet of ik daar tijd voor heb.
- Als ik tijd had, ging ik naar de film.
- Ik zou naar de film gaan, als ik tijd zou hebben.
- Ik zou naar de film zijn gegaan, als ik tijd had gehad.
- Als ik tijd had gehad, was ik naar de film gegaan.
- Ik weet niet of ik tijd heb.
- Ik weet niet of ik tijd zal hebben.
- Ik heb de tijd gehad om te oefenen.
- Ik had tijd om te oefenen.
Hoeveel tijd hebben we nog over?
- Ik zal je roepen wanneer ik tijd heb.
- Ik bel je op wanneer ik tijd heb.
- Ik telefoneer je wanneer ik tijd heb.
Als ik tijd had, kon ik je helpen.
Ik heb geen tijd om boeken te lezen.
Als ik genoeg tijd had, zou ik met u spreken.
Ik heb geen tijd om dat uit te leggen.
Ik heb weinig tijd voor tv.
Ik heb geen tijd om dit boek te lezen.
Ik heb geen tijd om te lezen.
Ik heb geen vrije tijd.
Als ik tijd had, zou ik meer naar tentoonstellingen gaan.
Ik heb nu geen tijd om dat te doen.
Als ik tijd had zou ik zijn uitnodiging aannemen.
- Ik weet niet of ik tijd zal hebben om het te doen.
- Ik weet niet of ik tijd heb om het te doen.
Ik wou dat ik meer tijd had om met haar te praten.
Ik weet niet of ik tijd heb.
Ik heb veel geld en genoeg tijd om het te gebruiken.
Ik wou alleen maar dat ik iets meer tijd had om dit hier af te maken.
Nu is het tijd om verder te gaan, het koude, natte, gevaarlijke terrein in.
Ik ben niet zeker of ik voldoende tijd heb om mijn kamer op te ruimen vooraleer ik naar school ga.
- Ik heb wel zin om een film te gaan kijken, maar ik weet niet zeker of ik tijd heb.
- Natuurlijk zou ik zin hebben om een film te gaan kijken, maar ik weet niet zeker of ik tijd heb.
Ik weet niet wanneer ik de tijd zal hebben om de rest van het boek te lezen.
Ik heb geen tijd om dat boek te lezen.
Ik ben elke dag zo druk bezig met huilen en lachen dat ik geen tijd meer over heb om te leren.