Examples of using "Şimdi" in a sentence and their dutch translations:
En nu,
Als...
- Luister!
- Oké, luister!
- Niet nu!
- Nu niet!
- Ze zijn nu aan het rennen.
- Ze zijn nu aan het hardlopen.
- Ik ben moe nu.
- Ik ben nu moe.
Ik ben nu bezig.
Ze zijn nu aan het hardlopen.
- En nu?
- Wat nu?
- Ik zit nu in bad.
- Ik ben nu een bad aan het nemen.
- Ik ben aan het baden.
Klaar voor de start...
Het is nu...
Nu is dat 11%.
Nu weet ik het weer.
Schuif nu op.
Ik moet nu gaan.
Nu begrijp ik het.
Luister nu eens.
We kunnen nu niet opgeven.
Nu, stop!
Ik ben nu bezig.
Je mag nu binnenkomen.
Begin nu.
- En nu?
- Wat nu?
Hoe gaat het nu met jullie?
Ik ben nu op het vliegveld.
Ga nu weg!
- Je moet nu weg.
- Je moet nu vertrekken.
Waarom nu?
- Ik ben nu nerveus.
- Ik ben nu zenuwachtig.
Het is nu donker.
Je bent nu veilig.
Waar ben je nu op dit moment?
Ik ben nu vrij.
Kom nu!
Dat zeg ik nu niet.
- Ik zit nu te lezen.
- Ik ben nu aan het lezen.
- Ik lig nu te lezen.
- Nu ben ik aan het lezen.
- Nu zit ik te lezen.
- Nu lig ik te lezen.
Ik kan nu niet stoppen.
Laten we nu gaan.
Nu ben ik bang.
Ze is op dit moment in het ziekenhuis.
- Je zou dat nu moeten doen.
- Dat zou je nu moeten doen.
Wat gaan we nu doen?
Ik kan dat nu doen.
Wat ga je nu doen?
Heb je nu tijd?
Ik ben nu 30.
Waar gaan ze nu naar toe?
Muiriel is nu 20 jaar oud.
Het is nu voorbij.
Ik moet nu naar bed.
Jij serveert.
- Waar woon je nu?
- Waar woont u nu?
- Waar woon je tegenwoordig?
Het is nu voorbij.
Ik heb nu geen honger.
Nu komt het.
Nu zit ik erop.
Die doen we af.
Wat zie je nu?
Nu jullie taak:
Luister,
Het is nu aan jou!
Ons werk is nu helemaal af.
- Ge moogt naar huis gaan nu.
- Je kunt nu naar huis gaan.
Momenteel werk ik in Tokio.
Nu kan ik voor mijzelf zorgen.
Ik ben nu helemaal wakker geworden.
- Ga nu naar binnen, alsjeblieft.
- Ga nu naar binnen, alstublieft.
- Gelieve nu in te voeren.
- Stop nu met huilen.
- Hou nu op met huilen.
Ik ga nu weg.
De deur is nu open.
Het museum is nu gesloten.
Het schip is nu in de haven.
De poort is nu open.
- Maak nu je huiswerk.
- Maak nu je huiswerk!
Stem nu!
Het hangt nu van jou af.
- Ik heb nu tijd.
- Ik ben nu vrij.
- Ik ben aan het koken.
- Ik ben nu aan het koken.
- Ik kook nu.
Hij zwemt nu.
De zon komt nu op.
Ze is nu in het hotel.
Ik ben nu gewoon aan het opwarmen.
Wat moet ik nu doen?
Kunnen we nu praten?
De foto hangt nu aan de muur.
Ik ben nu bezig.
Ik ben nu 30.
Ga nu naar huis.