Examples of using "Onun" in a sentence and their dutch translations:
Het is er de borgsteller van.
In plaats daarvan...
Hij was zijn talisman.
Het was zijn beslissing.
De hond is van haar.
- Het is van haar.
- Het is de hare.
Ik besef dat.
- Dit is van haar.
- Dit is de hare.
Zijn hart is gebroken.
Ik ken zijn familie.
Het bleek dat hij haar vader was.
Ik ben zijn naam vergeten.
- Dit is zijn paard.
- Dat is zijn paard.
Haar ogen zijn donker.
Haar haar is lang.
Hij heeft veel geld.
Ik ben zeker dat hij zal slagen.
Zijn ouders waren landbouwers.
Het lawaai buiten zijn raam zorgde ervoor dat hij niet kon slapen.
- Ik ben zijn adres vergeten.
- Ik vergat zijn adres.
Zijn voorspellingen zijn uitgekomen.
Zijn wangen werden rood.
Dat is de aard van het beestje.
Ze is een beetje getikt.
Wat denk jij van hem?
Het is haar halsband.
Zijn vaderland is Duitsland.
Ik geloof niet dat zij het zou verstaan.
We staan onder zijn bevel.
Ze heeft stuiptrekkingen.
Zij sloeg hem in het gezicht.
Haar haar wordt grijs.
Zijn gezicht werd rood.
Haar wangen waren rood.
Ik hoop dat hij komt.
Zijn bloed kookt.
Zijn verhaal was verzonnen.
Zijn droom werd bewaarheid.
Zijn pas versnelde.
Zijn verhaal was interessant.
Zijn populariteit neemt af.
Zijn kinderen zijn groot geworden.
Ik bewonder zijn talent.
Zijn gezicht klaarde op.
Zijn huis stond in brand.
Reken maar niet op zijn hulp.
Zijn mop was geweldig.
Zijn Engels is perfect.
Wat is er mis met haar?
Ik hoop dat het gebeurt.
Wat heeft ze?
Ik ben zijn naam vergeten.
Hij had een gebroken hart.
- Ik zette mij naast hem.
- Ik ging naast hem zitten.
Ik begrijp wat ze zegt.
Zijn verhaal is waar.
Ik zag haar zwemmen.
- Die auto is van hem.
- Dit is zijn auto.
Ik ben geen partij voor hem.
- Zijn mantel is versleten.
- Zijn overjas is versleten.
Zijn geduld is op.
Ik eis dat hij gestraft wordt.
Ik heb haar thuis gezien.
Ik was onder de indruk van zijn muziek.
Ik betwijfel zijn succes.
Ze had een tweeling.
Zijn schoenen zijn bruin.
Ik weet zeker dat hij komt.
Ik weet hoe hij heet.
Ik maak me zorgen om hem.
Hij had ambitie.
Zijn ogen zijn rood.
Zijn idee is praktisch.
Wat is er mis mee?
Hij weet zeker dat hij komt.
Haar ogen zijn blauw.
Daar kan ik niet aan denken.
Haar schouder schoot uit de kom.
- Haar vader is Japanner.
- Haar vader is Japans.
Hij heeft wijn.
- Zijn mening was niet belangrijk.
- Zijn mening was niet relevant.
- Zijn mening was niet van belang.
- Zijn mening telde niet mee.
- Zijn mening was onbelangrijk.
Zijn fiets is blauw.
Dat smaakt vreselijk.
Bedankt daarvoor.
Haar vader is overleden.
Hij heeft kort haar.
Ik hou niet van zijn uiterlijk.
Hij hoeft het niet te weten.
Zijn huid was warm.
Ik maak me zorgen over haar.
Dat is zijn zaak.
Zijn voeten sliepen.