Examples of using "Irse" in a sentence and their dutch translations:
Laat haar los!
Laat hem gaan!
Het is tijd om te vertrekken.
Ze verplichtten haar te gaan.
Ze heeft zo veel zin om te gaan.
- U mag nu gaan, meneer.
- U kunt nu gaan, meneer.
Hij besloot naar het buitenland te gaan.
- Jullie mogen vertrekken.
- Zij mogen vertrekken.
- Het is tijd om weg te gaan.
- Het is tijd om te vertrekken.
Moet hij meteen weg?
Weinig olifanten zouden vrijwillig naar Europa trekken.
Ze wilde graag naar huis.
Tom is klaar om te vertrekken, toch?
Het is te vroeg om naar bed te gaan.
Ze spaart om naar het buitenland te trekken.
Het is bedtijd.
Ik zag Andrea van huis weggaan.
- Het is bedtijd.
- Het is tijd om naar bed te gaan.
Het is te vroeg om naar bed te gaan.
Het is al laat, tijd om te gaan slapen.
Hij zal Tokio verlaten in juni en naar Kansai gaan.
Ik laat mijn werknemers toe om vroeg te vertrekken.
- Jullie mogen gaan.
- U mag gaan.
U mag gaan waar uw wil.
Hij is net weggegaan.
Ze staan op het punt weg te gaan.
Tom wilde vroeg naar huis, maar Maria niet.
Tom is een beetje moe. Hij wil naar huis.
De leerkracht liet de jongen naar huis gaan.
Ze gaan.
Het is tijd om naar bed te gaan. Zet de radio af.
- U mag nu gaan, meneer.
- U kunt nu gaan, meneer.
Hij zei dat hij weg wilde gaan, maar maakte niet duidelijk waarom.
De telefoon ging juist toen zij op het punt stond te vertrekken.
Waarom vertrekken als je het beste territorium van de stad hebt?
Tom kon niet geloven dat het alweer tijd was om naar huis te gaan.
Het is tijd om naar school te gaan.
De arbeiders verenigden zich om te gaan staken en het bedrijf te bestrijden.
Ik zag Andrea van huis weggaan.
Waarom zou je in Frankrijk wonen als je net zo goed in Algerije kunt wonen?
- Je mag gaan.
- U mag gaan.
Het is bedtijd.
Het is tijd om naar bed te gaan.
Het is tijd om naar bed te gaan. Zet de radio af.