Translation of "Haberlo" in Dutch

0.009 sec.

Examples of using "Haberlo" in a sentence and their dutch translations:

- Podrías haberlo hecho.
- Podríais haberlo hecho.

- Je had het kunnen doen.
- U had het kunnen doen.
- Jullie had het kunnen doen.

Debí haberlo sabido.

Ik had het kunnen weten.

Deberías haberlo sabido.

Je zou beter moeten weten.

- ¡Él podría hacerlo!
- Podría haberlo hecho.
- Él podría haberlo hecho.

Hij kon het voor elkaar krijgen.

Y debería haberlo sabido,

Ik had het kunnen weten,

Yo debo haberlo soñado.

Ik moet het gedroomd hebben.

Él niega haberlo hecho.

- Hij ontkent dat hij dat gedaan heeft.
- Hij ontkent dat hij het gedaan heeft.

Recuerdo haberlo visto antes.

Ik herinner me dat eerder te hebben gezien.

Ella negó haberlo encontrado.

Ze ontkende dat ze hem ontmoet had.

Me avergüenza haberlo hecho.

Ik schaam me dat ik dat gedaan heb.

- Usted debería haberlo mantenido en secreto.
- Deberías haberlo mantenido en secreto.

- Je had het geheim moeten houden.
- Jullie hadden het geheim moeten houden.

Debe de haberlo hecho ayer.

Zij moet het gisteren gedaan hebben.

Estoy avergonzado por haberlo hecho.

Ik schaam me ervoor dat ik het gedaan heb.

- No deberían haberlo hecho sin mi permiso.
- No deberían haberlo hecho sin mi consentimiento.

- Jullie hadden het niet zonder mijn toestemming moeten doen.
- U had het niet zonder mijn toestemming moeten doen.

- No deberías haberlo hecho sin mi permiso.
- No deberían haberlo hecho sin mi permiso.

Je zou het niet hebben moeten doen zonder mijn toestemming.

Deberías haberlo ayudado con su trabajo.

Je had hem met zijn werk moeten helpen.

Creo que no deberías haberlo hecho.

Ik denk dat je dat niet had moeten doen.

Deberías haberlo apoyado con su trabajo.

Ge zoudt hem moeten steunen bij zijn werk.

Recuerdo haberlo visto en alguna parte.

Ik herinner me hem ergens te hebben gezien.

No deberías haberlo hecho sin mi permiso.

Je had het niet moeten doen zonder mijn toestemming.

No podría haberlo hecho sin ti. Gracias.

Zonder je had ik het niet kunnen doen. Bedankt.

La gente le teme a este animal sin nunca haberlo visto.

...waardoor mensen er bang voor zijn zonder het gezien te hebben.

- Recuerdo haberlo conocido en París.
- Recuerdo haberme encontrado con él en París.

Ik weet nog dat ik hem in Parijs ontmoet heb.

- Recuerdo haberlo visto en alguna parte.
- Recuerdo haberla visto en alguna parte.

- Ik herinner me dat ik haar ergens gezien heb.
- Ik herinner me hem ergens te hebben gezien.

No hablo bien inglés a pesar de haberlo estudiado durante seis años en el colegio.

Ik spreek niet goed Engels, ook al heb ik het zes jaar lang op school geleerd.

Cuando tus hijos son pequeños te los comerías. Cuando crecen te arrepientes de no haberlo hecho.

Wanneer je kinderen klein zijn, dan zou je ze wel kunnen opeten. Wanneer ze groot zijn, heb je spijt dat je dat niet gedaan hebt.

No tenía idea que no te gustaran los tomates. ¡No puedo adivinar eso! Debiste haberlo dicho antes.

Wist ik veel dat je geen tomaat lust. Dat kan ík toch niet ruiken! Dat had je van tevoren moeten zeggen.