Examples of using "Estarás" in a sentence and their dutch translations:
Het komt wel goed met je.
Het komt wel goed met je.
Waar zul je zijn?
U zal niet alleen zijn.
U zult nooit alleen zijn.
- Ben je thuis voor Kerstmis?
- Bent u thuis voor Kerstmis?
- Zijn jullie thuis voor Kerstmis?
Wanneer ben je klaar om te vertrekken?
Je zal snel wenen.
- Waar zult ge morgen zijn op dit uur?
- Waar ben je morgen rond deze tijd?
Ik neem aan dat je honger hebt.
Wanneer ben je in Londen?
- Waar ge ook gaat, nergens is het zo mooi als thuis.
- Waar je ook heen gaat, het zal nooit zo goed zijn als thuis.
- Ik veronderstel dat ge heel bezig zult zijn vanavond.
- Ik neem aan dat je het vanavond erg druk hebt.
Totdat jullie vrede sluiten met wie jullie zijn, zullen jullie niet tevreden zijn met wat jullie hebben.
Ga je daar de hele dag blijven staan?
Ik neem aan dat je het vanavond erg druk hebt.