Translation of "Listo" in Dutch

- Yo estoy listo.
- Estoy listo.

Ik ben klaar.

- ¡Está listo!
- ¡Listo!
- ¡Ya está!

- Het is klaar!
- Het is gedaan!

Y listo.

Het staat klaar.

Estará listo.

- Hij zal klaar zijn.
- Hij zal klaar staan.

Está listo.

- Het is klaar.
- Hij is klaar.

¿Estás listo?

Ben je klaar?

¡Qué listo!

Dat is slim.

Estaba listo.

Ik was er klaar voor.

¡Está listo!

Gedaan.

- ¿Estás listo para empezar?
- ¿Estás listo para partir?

Zijt ge klaar om te beginnen?

¿Listo para noviembre?

Klaar voor november?

Estoy casi listo.

Ik ben bijna klaar.

Todo está listo.

- Alles is klaar.
- Alles is gereed.

¿Está todo listo?

- Is alles klaar?
- Is alles gereed?

Estará listo pronto.

Het is bijna klaar.

Ya estoy listo.

Ik ben al klaar.

- Llámame cuando estés listo.
- Llamame cuando estés listo.
- Llámenme cuando estén listos.
- Llámeme cuando esté listo.

Bel me als je er klaar voor bent!

Engancho esto. Bien. ¡Listo!

Vastgespen. Oké, check.

Y empiezo... ¿están listo?

En dat is ... Ben je er klaar voor?

Aún no estoy listo.

Ik ben nog niet klaar.

El auto está listo.

De auto is klaar.

El desayuno está listo.

Het ontbijt is klaar.

Estoy listo para irme.

Ik ben klaar om te vertrekken.

¿Aún no estás listo?

Ben je nog niet klaar?

¡Avisa cuando estés listo!

Laat me maar weten wanneer je klaar bent.

¿Estás listo para volar?

Ben je klaar om te vliegen?

El café está listo.

De koffie is klaar.

- Estoy listo.
- Ya estoy.

Ik ben klaar.

Avisa cuando estés listo.

- Laat me weten wanneer je klaar bent.
- Laat me maar weten wanneer je klaar bent.

- ¡Estoy lista!
- ¡Estoy listo!

Ik ben klaar!

Todavía no estoy listo.

Ik ben nog niet klaar.

- ¿Estás listo?
- ¿Estás lista?

Ben je klaar?

El perro es listo.

De hond is slim.

¿Está listo el baño?

Is het bad klaar?

Todavía no está listo.

Het is nog niet klaar.

Tom no está listo.

Tom is niet klaar.

Tom no estaba listo.

Tom was nog niet klaar.

¿Estás listo para partir?

Zijt ge klaar om te beginnen?

El baño está listo.

Het bad staat klaar.

¿Está listo el almuerzo?

Is het middageten klaar?

Llámame cuando estés listo.

- Bel me als je klaar bent om te gaan.
- Bel me als u klaar bent om te gaan.
- Bel me als jullie klaar zijn om te gaan.

- ¡Avisa cuando estés listo!
- ¡Avísame cuando estés listo!
- ¡Avísame cuando estés preparado!

- Laat me weten wanneer je klaar bent!
- Laat me weten wanneer je klaar bent.
- Laat me maar weten wanneer je klaar bent.

El trabajo está casi listo.

Het werk is bijna klaar.

Este está listo para borrarse.

Deze is klaar voor verwijdering.

Siempre estoy listo para ayudarte.

Ik ben altijd klaar om je te helpen.

¿Estás listo para lo peor?

Ben je op het ergste voorbereid?

Es un muchacho muy listo.

Hij is een heel slimme jongen.

¿Estás listo para la primavera?

Ben je klaar voor de lente?

- ¿Ya terminaste?
- ¿Ya estás listo?

Ben je al klaar?

¿Cuándo estarás listo para salir?

Wanneer ben je klaar om te vertrekken?

¿Estás listo para el 2012?

- Ben je klaar voor het jaar 2012?
- Bent u klaar voor het jaar 2012?
- Zijn jullie klaar voor het jaar 2012?

¡Listo! No duró mucho, ¿eh?

Klaar! Dat duurde niet lang, wel?

El bebé estaba listo para nacer.

De baby kon geboren worden.

- Todo está listo.
- Todo está preparado.

Alles is klaar.