Examples of using "Sola" in a sentence and their dutch translations:
Ze zag er eenzaam uit.
Ik ben alleen.
Laat haar met rust.
Laten we haar alleen laten.
Ik reis alleen.
- Woon je alleen?
- Wonen jullie alleen?
Laat haar met rust.
Laat haar met rust.
Ze zag er eenzaam uit.
Was je alleen?
- Zijt ge alleen?
- Ben je alleen?
Je bent alleen.
Ik reis alleen.
Ze is niet alleen.
Zij werkt alleen.
Ze kwam alleen.
Ze woont alleen.
Ik ben altijd nog alleen.
Ik ben alleen.
Ze is niet de enige.
Het meisje is eenzaam.
- Ze ziet er eenzaam uit.
- Ze lijkt eenzaam.
Maak je huiswerk zelf.
Ik zit thuis alleen.
Waarom ben je alleen?
Ik zou nu graag alleen zijn.
Ze is niet meer alleen.
Zijt ge alleen?
Woon je alleen?
Ik voel me zo alleen.
Laat me niet alleen!
Was je alleen?
Ik ben graag alleen.
Laat me met rust.
Laat mij alleen!
Ik ga wel alleen.
Ik kan niet alleen gaan.
Ik kan mezelf verdedigen.
- Laat me niet alleen!
- Laat mij niet alleen!
Ze gaat graag alleen wandelen.
Met één kom je er niet.
Ze moet terugkeren om hem te vinden... Alleen.
Het kaarsje is vanzelf uitgegaan.
Het licht ging vanzelf uit.
Ik heb dit kledingstuk zelf gemaakt.
Ze heeft beloofd niet alleen uit te gaan.
Ik kan je hier niet alleen laten.
Ze voelde zich erg alleen.
Vind jij dat ik alleen zou moeten gaan?
Zij heeft het helemaal alleen gedaan.
Ik wil even alleen zijn.
Zijt ge alleen naar hier gekomen?
Ik probeer te reizen met maar één koffer.
me eraan herinnerd dat ik niet alleen ben.
Zij is eraan gewend alleen te leven.
- Eén zwaluw maakt nog geen zomer.
- Eén zwaluw maakt de lente niet.
Ze bleef heel haar leven vrijgezel.
Eén taal is niet genoeg.
Ze woont alleen in dit huis.
Kunt u alleen de trap op?
Hij werd gedood door een enkele kogel.
Er was geen levende ziel.