Translation of "Salir" in Dutch

0.010 sec.

Examples of using "Salir" in a sentence and their dutch translations:

- ¡Déjame salir!
- ¡Dejadme salir!

Laat me eruit!

¡Dejadme salir!

Laat me eruit!

¡Déjame salir!

Laat me eruit!

Debería salir.

Ik zou beter vertrekken.

¿Le viste salir?

Hebt ge hem zien buitengaan?

Acaba de salir.

- Het is net bekend geworden.
- Hij is net verschenen.
- Het is net verschenen.
- Hij is net uitgegeven.

Tengo que salir.

Ik moet gaan.

¿Van a salir?

Gaan ze uit?

Voy a salir.

Ik ga uit.

- Peina tu cabello antes de salir.
- Péinate antes de salir.
- Peinate el cabello antes de salir.

Kam uw haar voordat ge buiten gaat.

¿Vas a salir mañana?

Ga je morgen uit?

¿Qué podría salir mal?

Wat kan er nou misgaan?

Ahora es imposible salir.

- Nu buitengaan kan niet.
- Nu is het onmogelijk om te vertrekken.

¿Puedo salir a caminar?

Mag ik buiten gaan wandelen?

Él acaba de salir.

Hij is net weggegaan.

Quiero salir con ella.

Ik wil met haar uitgaan.

Usted no debería salir.

Het is beter als je niet weggaat.

¿Puedo salir a jugar?

Mag ik buiten gaan spelen?

- Ella acaba de salir.
- Se acaba de ir.
- Acaba de salir.

Ze is net vertrokken.

No tengo ganas de salir.

Ik heb geen zin om uit te gaan.

Hoy tengo ganas de salir.

Ik heb zin om uit te gaan vandaag.

Preferiría salir que quedarme adentro.

Ik zou liever buiten gaan dan binnen te blijven.

No quiero salir esta tarde.

Ik wil deze namiddag niet buiten gaan.

Nadie puede salir sin permiso.

Niemand mag vertrekken zonder toestemming.

- ¿Puedo ir afuera?
- ¿Puedo salir?

Mag ik naar buiten?

No pude salir porque llovía.

Ik kon niet gaan omdat het regende.

Ella prometió no salir sola.

Ze heeft beloofd niet alleen uit te gaan.

Yo propuse salir a caminar.

Ik stelde voor te gaan wandelen.

Tenemos que salir de aquí.

We zouden hier weg moeten gaan.

¿Por qué habría de salir?

Waarom zou hij weg moeten gaan?

Preferiría no salir esta noche.

Ik zou beter niet uitgaan vanavond.

A Tomás le encanta salir.

Tom gaat graag uit.

- Vamos a salir.
- Nosotros salimos.

We gaan eropuit.

Me dispongo a salir mañana.

Ik ben me aan het voorbereiden om morgen te vertrekken.

No necesitas salir ya mismo.

Je hoeft niet meteen te gaan.

¿Cuándo estarás listo para salir?

Wanneer ben je klaar om te vertrekken?

Deberán salir y pedir ayuda inmediatamente.

Je moet eruit en onmiddellijk hulp zoeken.

No puedes salir después de cenar.

- Je mag na het eten niet naar buiten.
- Je mag na het avondeten niet naar buiten.

- Tengo que salir.
- Tengo que irme.

- Ik moet gaan.
- Ik moet ervandoor.

Deberías comer algo antes de salir.

Je moet iets eten voor je gaat.

Voy a salir en una hora.

Ik ga over een uur weg.

Realmente no tenía ganas de salir.

Ik had niet veel zin om uit te gaan.

Esta noche quiero salir a comer.

- Ik wil buiten eten vanavond.
- Ik wil vandaag uit eten gaan.

Peina tu cabello antes de salir.

Kam uw haar voordat ge buiten gaat.

Ahora no tengo ganas de salir.

Ik heb nu geen zin om uit te gaan.

Necesito salir con mujeres más sofisticadas,

Ik moet het gaan aanleggen met wat verfijndere vrouwen,

Acaba de salir de su casa.

Hij heeft net het huis verlaten.

Tengo que afeitarme antes de salir.

Ik moet mij scheren voor mijn vertrek.

- Apague la luz al salir del cuarto.
- Apaga la luz al salir de la habitación.

Doe het licht uit wanneer je de kamer uit gaat.

- No te olvides de apagar la luz al salir.
- Asegúrate de apagar la luz al salir.

Vergeet niet het licht uit te doen als je weggaat.

Mi mejor opción para salir de aquí.

Dat is de beste mogelijkheid om hier weg te komen.

Seguiremos la luz del túnel para salir.

We volgen het licht door deze tunnel naar buiten.

Debo pedir ayuda para salir de esta.

Ik moet hulp inschakelen om hier uit te komen.

Ser una de los últimas en salir

Een van de laatste zijn...

Ni pensar en salir en esta lluvia.

Geen sprake van om met deze regen weg te gaan.

Me daba vergüenza salir con ropa vieja.

- Ik schaamde me om in oude kleren uit te gaan.
- Ik was beschaamd om in oude kleren uit te gaan.

Asegúrate de apagar la luz al salir.

Vergeet niet het licht uit te doen als je weggaat.

Pensé que íbamos a salir a cenar.

Ik dacht dat we uit eten zouden gaan.