1. Home
  2. Translation in context
  3. Russian-Dutch
  4. собираться

Translation of "собираться" in Dutch

0.002 sec.

Examples of using "собираться" in a sentence and their dutch translations:

Пора собираться.

Tijd om zich te verzamelen.

Давайте собираться здесь каждую неделю.

Laten we hier een keer per week vergaderen.

Давайте собираться здесь раз в неделю.

Laten we hier een keer per week vergaderen.

Тебе не пора собираться в школу?

Moet je je niet klaarmaken voor school?

Тебе не пора собираться на работу?

Moet je je niet klaarmaken voor je werk?

Мы все стараемся собираться хотя бы раз в год.

Wij allen proberen minstens een keer per jaar bijeen te komen.