Examples of using "«Он" in a sentence and their dutch translations:
Hij is weggekomen.
- Hij is homo.
- Hij is gay.
- Hij was aan het stelen.
- Hij was aan het vliegen.
- Hij vloog.
- Hij stal.
Hij lachte.
Hij is ziek.
Is hij geneesheer?
Hij zei dat hij arm was.
Hij begon te huilen.
- Hij is aan het eten.
- Hij eet.
- Hij is dikker geworden.
- Hij is aangekomen.
Hij liegt.
Hij is leraar.
Hij is wakker.
Hij is dronken.
Hij begon te huilen.
- Hij speelde vals.
- Hij bedroog.
Het is geruïneerd.
- Hij studeert.
- Hij is aan het studeren.
Hij werd kwaad.
Hij is een vrouwenhater.
Hij eet.
Hij is jong.
Hij is rijk.
Hij verdween.
Hij is een nerd.
- Hij grinnikte.
- Hij heeft gegiecheld.
Hij is hier!
Hij is jaloers.
Hij is ziek.
- Hij vertrok.
- Hij ging weg.
- Hij stond op.
- Hij ging staan.
Hij wast zich.
Hij is slim.
Is hij geneesheer?
Hij is alleen.
Hij werd oud.
Hij is dakloos.
Hij is dronken.
Is hij dood?
- Hij is hier!
- Daar is hij!
- Hier is hij!
- Hij liegt.
- Hij is aan het liegen.
Hij is detective.
Hij zal winnen.
Hij sprak.
Hij is gek!
Hij glimlachte.
- Hij is een jazegger.
- Hij zegt overal amen op.
- Hij is homo.
- Hij is gay.
Hij liegt.
Hij is een held.
Hij heeft een kou gevat.
Hij is vriendelijk.
Hij is intelligent.
Hij verstopt zich.
Hij heeft gewonnen.
Hij evolueert.
Hij is een student.
Hij wachtte.
Hij was aan het huilen.
Hij werd oud.
Hij stottert.
Hij protesteerde.
Hij is ambitieus.
- Hij schreeuwde.
- Hij gilde.
- Hij is gul.
- Hij is vrijgevig.
- Hij is heet.
- Hij is warm.
Hij is lui.
Hij is arm.
Hij is met een verkoudheid wakker geworden.
Hij begon te huilen.
Hier is hij!
- Hij was volhardend.
- Hij was hardnekkig.
Hij is erg verlegen.
Hij loog tegen ons.
Hij is een goede kerel.
Hij kan lopen.
Hij begon te zingen.
Hij is niet Amerikaans maar Engels.
Hij is een hopeloos geval.
- Hij studeert.
- Hij is een student.
- Hij zit op de universiteit.
Hij is een vreemd persoon.
Hij is aan het lopen.
- Hij is fotograaf.
- Hij is beroepsfotograaf.
Hij begon te lachen.
- Hij is leraar.
- Hij is onderwijzer.