Examples of using "летел" in a sentence and their dutch translations:
Hij vloog naar het zuiden.
Ons vliegtuig vloog boven de wolken.
- Hij was aan het stelen.
- Hij was aan het vliegen.
- Hij vloog.
- Hij stal.
- Tom stal.
- Tom vloog.
- Tom was aan het vliegen.
- Tom was aan het stelen.
Toen ik invloog zag ik een bergrug in het westen...
- Je was aan het vliegen.
- Je vloog.
- Je was aan het stelen.
- Je stal.
Ons vliegtuig vloog boven de wolken.
En zo vloog Tom al een aantal uur zonder stoppen door de nacht op zijn motor.