Examples of using "смеялся" in a sentence and their dutch translations:
- Ik lachte.
- Ik was aan het lachen.
Niemand lachte.
Waarom was Tom aan het lachen?
Tom lachte.
- Ik lachte.
- Ik heb gelachen.
Tom lachte Maria uit.
Waar heb je om gelachen?
- Hij lacht zo hard dat hij er tranen in de ogen van krijgt.
- Hij lacht tot de tranen hem over de wangen rollen.
Hij lachte tot zijn ogen ervan traanden.
Hij ging van spelen en lachen
Iemand lachte.
Hij lachte.
Niemand lachte.
Ik lachte zoveel tot ik buikpijn kreeg.
- Ik lachte met zijn mop.
- Ik lachte om zijn mop.
Maar even serieus, om aflevering 21 moest ik zowat huilen van het lachen.
- Ik lachte met zijn mop.
- Ik lachte om zijn mop.
- Ik heb je nooit zien lachen.
- Ik heb u nooit zien lachen.