Examples of using "Tinha" in a sentence and their dutch translations:
Ik miste hen al.
Hij had ambitie.
Maria had gelijk.
Ik had mijn twijfels.
Hij had dorst.
Hij had lang haar.
Ze had niet veel geld.
Ik miste je al.
Ik moest radicaal veranderen.
Ik moest alles leren.
Het smaakte zoet.
Hij had drie zoons.
Het had gesneeuwd.
Nancy had jammer genoeg gelijk.
Hij had een dochter.
Tom had veel vrienden.
Hij had grijs haar.
- Hij had grijs haar.
- Ik had grijs haar.
Hij had lang haar.
Zij had geen geld.
Tom had een kat.
Tom had blauwe ogen.
Ze had geen broer.
Ik heb een hond gehad.
Niemand had een zaklamp bij zich.
Ik was niet zeker.
Tom had geen tijd.
Jij had geen keuze.
Tom had een geweer.
Hij had vijftig dollar.
Hij had grijs haar.
Tom had geen geld.
Ik miste hen al.
...die angst grotendeels verdwenen was.
Ik moest adem gaan halen.
Ik had zo veel energie om terug te geven.
Het medicament had een onmiddellijk effect.
Ik moest op zondag werken.
Mijn tante had drie kinderen.
Zij had niet genoeg geld.
Het had gesneeuwd.
Het was acht meter lang.
Een weduwe had twee dochters.
Niemand had paraplu's.
Ze kwamen tot de conclusie dat hij gelogen had.
Tom was vroeger bang voor honden.
Ik was er niet zeker van.
Tom was daar erg trots op.
Hij was zojuist gearriveerd.
- Hij had schrik voor zijn vrouw.
- Hij was bang voor zijn vrouw.
Tom had geen kinderen.
Sami had een grote auto.
Hij had een donker gezicht.
Zijn moeder had gelijk.
Ik had het idee om mijn waarheid te vertellen,
Later raakte ik daarvan gescheiden.
Hij zei dat hij Eskimo voorouders had.
- De vis smaakte als zalm.
- De vis smaakte naar zalm.
Ze fluisterde me toe dat ze honger had.
- Het had gesneeuwd.
- Het heeft gesneeuwd.
- Het was aan het sneeuwen.
Tom had er niets aan toe te voegen.
De vogel had een gebroken vleugel.
Hij moest zelfs op zondag werken.
Niemand had internet in mijn land.
Tom had gelijk.
Ik denk dat je gelijk had.
Ik heb er zelfs niet over nagedacht.
Ik had een hond met de naam Tom.
Ik had gelijk.
Tom was toen dertien.
Tom was toen dertien.
Ik had honger.
Ik moest er gisteren heen gaan.
Vorig jaar had hij lang haar.
Er was een file.
Ik had haar nooit eerder gezien.
De adelaar had een gebroken vleugel.
Haar ogen waren zwart als kool.
Tom vond het moeilijk om vrienden te maken.
Wist jij dat Tom de stad verlaten had?
Ik wist niet zeker wat er gebeurde.
Hoe oud zei je dat Tom was?
Tom kwam naar Boston toen hij dertien was.
Je had gelijk, hij woont niet in Rio.
Ik wist niet dat Tom een sportieve auto had.
Ik zei dat ik drie ideeën had maar dat was een leugen.
het schip vergaan was in de zuidelijke oceaan.
Ik heb hem al mijn geld toevertrouwd.