Examples of using "Podia" in a sentence and their dutch translations:
Hier zou het kunnen.
het kon niet waar zijn.
Vanmiddag gaat het misschien sneeuwen.
- Ik wist dat ik op je kon rekenen.
- Ik wist dat ge betrouwbaar waart.
Ik wist dat ik je kon vertrouwen.
Niemand kon de grot vinden.
Hij kon zijn eigen ogen niet geloven.
Ik kon tussen de regels lezen.
Niemand kon het geloven.
Dat kon zo niet langer doorgaan.
Tom zou niet nog gelukkiger kunnen zijn.
Van boven kon men de rivier zien.
Ik wist dat ik op je kon rekenen.
Ik vroeg hem waar ik mijn auto kon parkeren.
- Hij heeft te veel hooi op zijn vork genomen.
- Hij heeft te veel hooi op de vork genomen.
Tom rende zo snel als hij kon.
Je kon geen ster aan de hemel zien.
Tom kon niets voor Maria doen.
- Iedereen wist dat ze goed Engels kon.
- Iedereen wist dat ze goed Engels kon spreken.
Toen kon ik niet meer ontsnappen.
We veronderstelden dat het een van haar kinderen was.
Ik kon niet alle vragen beantwoorden.
Ze probeerde zo snel te lopen als ze kon.
Ik hoorde hem net achter me door het woud breken.
Toen ik klein was, kon ik overal slapen.
Het had een ongelooflijke interactie en vertrouwen kunnen opleveren.
En ik voelde het, opeens.
Ik kreeg zo veel van de natuur en nu kon ik zelf geven.
Iedereen wist dat ze goed Engels kon.
Je kon geen ster aan de hemel zien.
Ik kon het dier zien grommen, ik hoor die grom nu nog.
Tom vroeg Maria of zij voor hem een sandwich kon maken.
Ik kon mijn oren nauwelijks geloven toen ik het nieuws hoorde.
Toen ik klein was, kon ik overal slapen.
Tom zei tegen Maria dat hij de toekomst kon voorspellen.
Ik kon geen goede vader voor mijn zoon zijn.
Als ze in een speelse bui was, kon je hem niet te lang laten staan.
- Hij kon niet heel snel lopen.
- Hij kon niet heel snel rennen.
Als kind kon ik goed zwemmen.
Tom kon niks anders zeggen.
Tom kon niks zien.
Fadil kon niet trouwen met een vrouw die geen moslim was.
Ik kon het lawaai niet meer verdragen.
Hij at er drie, en zei dat hij er nog eens zoveel zou kunnen eten.
Ik kon niet voorzien dat dat zou gebeuren.
We hebben niet altijd gelijk gehad. We hadden nooit gedacht dat Pepe president zou worden.
Ik kon een leerling horen snurken achter in de klas.
Ik had niet gedacht dat Tom zo snel kon rennen.
- Kunt ge dat herhalen?
- Kunt u dat herhalen, alstublieft?
Ik kon niet alle vragen beantwoorden.
De man die gevallen was, kon niet opstaan.
Ik kon niet precies horen wat u zei.