Examples of using "Pertence" in a sentence and their dutch translations:
- Dat behoort nu aan mij.
- Nu is het van mij.
Dat is van mij.
- Dat behoort nu aan mij.
- Nu is het van mij.
De roos is van Theodore.
Dat is niet van mij.
Ik denk dat dit van jou is.
Tasmanië behoort tot Australië.
Dat is van mij, denk ik.
Dit boek is van mij.
- Dat is mijn huis.
- Dit is mijn huis.
Die fiets is van onze school.
Dit woordenboek is van mijn zus.
Een deel van dit land is van mij.
Weten jullie van wie deze auto is?
Zij hoort bij de nieuwe generatie rockmuziek.
Van wie is het vuurwapen?
Ik denk dat die paraplu van Tom is.
Weten jullie van wie deze auto is?
- Deze auto is van hem.
- Deze auto is van haar.
De pen waarmee ik schrijf is van Tom.
De toekomst behoort aan hen die geloven in de schoonheid van hun dromen.
Halloween behoort niet tot de Braziliaanse cultuur maar de laatste jaren werd het populairder en populairder.
Dit is mijn potlood.
Elk dier houdt van zijn nest.