Examples of using "Pasto" in a sentence and their dutch translations:
- Je kunt de koeien door de wei zien slenteren.
- U kunt de koeien door de wei zien slenteren.
- Jullie kunnen de koeien door de wei zien slenteren.
Wat hebt u vanochtend gedaan? -Gewerkt. Ik heb het gras gemaaid. Ik ben best nerveus.