Examples of using "Casas" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb grote huizen.
Tom heeft drie huizen gebouwd.
Die huizen zijn groot.
Hij heeft twee huizen.
We hebben zo'n 1500 huizen gebouwd.
Het vuur heeft tien huizen vernietigd.
Het vuur verwoestte drie huizen.
De politieagent bezocht alle huizen.
Hij woont zes huizen van me vandaan.
...die bijna dagelijks bij huizen... ...dorpen en scholen verschijnen.
In Italië zijn veel huizen met grote tuinen.
Tom heeft twee huizen en een boot.
Ik bezoek soms de huizen van mijn vrienden.
Zijn oom bezit niet minder dan tien huizen.
De markt zal nooit woningen aan de armsten geven. Nooit.
Er staan nog geen huizen aan de andere kant van de straat.
Wie in een glazen huis woont, moet niet met stenen werpen.
Vandaag de dag worden branden minder gevreesd dan voorheen, want steeds meer huizen zijn gemaakt van beton en betonnen huizen branden niet zo eenvoudig als de oude huizen van hout.
Nee, de huizen in mijn dorp zijn niet hoog, maar de tuinen zijn groot.
Zijn deze huizen samen? -Ja, ze zijn dubbel. Met vloeren en 't modulaire deel erop.