Examples of using "100" in a sentence and their dutch translations:
Hij is 100 jaar oud.
Ze is 100 jaar oud.
Het is 100 jaar oud.
Ik verdien €100 per dag.
Water kookt bij 100 graden Celsius.
Deze machine maakt 100 kopieën in een minuut.
We kennen meer dan 100 miljard sterrenstelsels.
Wat is de wortel van 100?
Zelfs tot amper 100 jaar geleden.
Elk vrouwtje kan meer dan 100 jongen baren.
De veiligheid bevindt zich 100 meter over de klifrand.
Meer dan 100 mensen waren op het feest.
Ik heb nog honderd meter te gaan. Dat red ik nooit.
Nog honderd meter. Dat red ik nooit.
Hij kan met meer dan 100 kilometer per uur sprinten.
Toms auto heeft 100 paardenkrachten.
Maar ik weet zeker dat het veilig te eten is.
Maar wat ik zeker weet, is dat het veilig is om te eten.
- Ze is twee jaar oud en kan al tellen tot honderd.
- Ze is nog maar twee jaar oud, maar ze kan al tellen tot honderd.
Ik verdien €100 per dag.
Zijn geroep wordt honderd meter meegevoerd door de stille nachtlucht.
Uiteindelijk, zo'n 100 dagen later, was die arm weer aangegroeid.
Denk je dat sommigen van ons over 100 jaar op Mars wonen?
Maar de dichtstbijzijnde voedplaats kan meer dan 100 kilometer verderop liggen.
De brug heeft een lengte van honderd meter.
...misschien wel 100 schelpen en stenen oppakken... ...en haar armen over haar kwetsbare kop vouwen.