Examples of using "Wyjść" in a sentence and their dutch translations:
Je kunt nu beter weggaan.
Ik moet gaan.
Ik kan niet gaan.
Neem mij niet kwalijk, ik moet vertrekken.
Mag ik buiten gaan wandelen?
Ik moet snel naar de oever.
Mag ik vandaag vroeg vertrekken?
Ik kon niet gaan omdat het regende.
Ze besloot met Tom te trouwen.
Ik heb zin om naar buiten te gaan.
Hij beval mij de kamer onmiddellijk te verlaten.
- Hoewel het regende, moest ik toch naar buiten gaan.
- Hoewel het regende, moest ik toch naar buiten.
We zijn het allemaal eens dat we vroeg moeten vertrekken.
Ik zou liever buiten gaan dan binnen te blijven.
Ik ga liever naar buiten dan binnen te blijven.
- Wilt u trouwen?
- Wil je trouwen?
Of dalen we af in de sleufcanyon... ...en banen we ons een weg richting het wrak.
Het opslagbestand is beschadigd en kan niet worden gebruikt. Beëindig de game, verwijder de opslagdata en start de game opnieuw op.