Examples of using "Toma" in a sentence and their dutch translations:
- Vraag het aan Tom.
- Vraag Tom.
Haal Tom.
Tom.
Ze houdt van Tom.
- Heb je Tom neergeschoten?
- Heeft u Tom neergeschoten?
- Hebben jullie Tom neergeschoten?
Negeer Tom.
- Ken je Tom?
- Kent u Tom?
- Kennen jullie Tom?
Kan u Tom zien?
Waarschuw Tom.
Pak Tom.
Neem Tom.
Verlaat Tom.
Volg Tom.
Vind Tom.
Troost Tom.
Je hebt Tom teleurgesteld.
Ik belde Tom.
Ik gaf Tom een lift.
Ik neem Tom.
- Beschrijf Tom.
- Omschrijf Tom.
Neem Tom.
- Raak Tom.
- Sla Tom.
Knuffel Tom.
Maak Tom blij.
Identificeer Tom.
Kus Tom.
Laat Tom vrij.
Red Tom.
Ik heb Tom geslagen.
Ik zie Tom.
Ik haat Tom.
- Ik ben op zoek naar Tom.
- Ik zoek Tom.
Ik zag Tom.
Ik ben naar Tom geweest.
Ik moet Tom bellen.
Wij respecteren Tom erg.
Ben je boos op Tom?
De kat blies naar Tom.
We haatten allemaal Tom.
Een krokodil heeft Tom opgegeten.
Iedereen haat Tom.
- Heb je Tom vermoord?
- Heeft u Tom vermoord?
- Hebben jullie Tom vermoord?
- Heb je Tom gedood?
- Heeft u Tom gedood?
- Hebben jullie Tom gedood?
Iemand heeft Tom vermoord.
Iemand heeft Tom vergiftigd.
Tom heeft kiespijn.
Waar hebt ge Tom naartoe gestuurd?
- Stuur Tom weg.
- Zorg dat je van Tom afkomt.
- Poeier Tom af.
Ik moet Tom bellen.
Zij haatten Tom.
- Ik ben de vrouw van Tom.
- Ik ben Toms vrouw.
Ik haat Tom niet.
- Ik zag Tom naakt.
- Ik heb Tom naakt gezien.
Ik kon Tom niet horen.
Ik moet Tom waarschuwen.
- Ik zag Tom naakt.
- Ik heb Tom naakt gezien.
- Ik zag Tom naakt.
- Ik heb Tom naakt gezien.
Ik heb Tom geschreven.
- Houd je nog steeds van Tom?
- Hou je nog steeds van Tom?
- Wie heeft Tom gedood?
- Wie heeft Tom vermoord?
Ken je Tom goed?
Ik vind Tom niet leuk.
Ik haat Tom nu.
Ik heb veel van Tom geleerd.
Waarom is Tom hier niet?
- Waar is het klaslokaal van Tom?
- Waar is Toms klaslokaal?
- Toms grootmoeder ziet er gezond uit.
- De grootmoeder van Tom lijkt gezond te zijn.
Zij is ouder dan Tom.
De politie heeft Toms fiets gevonden.
Dit is Toms kanarie.
- Zij is de zus van Tom.
- Zij is Toms zus.
Neem Tom mee naar huis.
Hoe gaat het met Tom?
Ik wil niet liegen tegen Tom.
- Ik beschouw Tom als een idioot.
- Voor mij is Tom een idioot.
- Ze keken allemaal naar Tom.
- Ze keken Tom allemaal aan.
Toms haar is lang.
Hoeveel hou je van Tom?
Wat is Toms adres?
Ik gaf Tom een lift naar huis.
Dit is Toms auto.
Mary is Toms vriendin.
Toms kamer is leeg.
Ik wil dat Tom wordt gearresteerd.
Tom was weg.
Toms vliegtuig stortte neer.
Dit is Toms mes.
Laat Tom met rust.
Jij bent een vriend van Tom, toch?
Deze is voor Tom.
Het appartement van Thomas was klein.
Maria is Toms secretaresse.
Vraag het opnieuw aan Tom!