Examples of using "Wychodzić" in a sentence and their dutch translations:
- Wanneer vertrekt ge?
- Wanneer vertrek je?
- Je hoeft niet meteen te gaan.
- Je hoeft niet nu meteen weg te gaan.
Hij stond op het punt weg te gaan toen de telefoon ging.
Ik wou net naar buiten gaan, toen de telefoon ging.
Wanneer het donker is, mag je haar niet naar buiten laten gaan.