Translation of "Tylko" in Dutch

0.011 sec.

Examples of using "Tylko" in a sentence and their dutch translations:

- Weź tylko jedną.
- Weź tylko jedno.
- Weź tylko jednego.

Neem er maar een.

Tylko powoli.

- Rustig aan!
- Langzaam!

Tylko płakał.

Hij huilde gewoon.

Tylko oglądam.

Ik ben alleen maar aan het kijken.

- Ona tylko dziecko.
- Ona jest tylko dzieckiem.

Ze is maar een kind.

- To był tylko kawał.
- To był tylko dowcip.

Het was maar een grapje.

I tylko wygląda.

En tuurt naar buiten.

Żyjesz tylko raz.

Je leeft maar één keer.

Tylko ciebie chcę.

Jij bent alles wat ik wil.

To tylko sen.

Het is maar een droom.

Jestem tylko klientem.

Ik ben maar een klant.

To tylko Tom.

Het is Tom maar.

Mamy tylko herbatę.

We hebben alleen maar thee.

Wiem tylko to.

Ik weet alleen dit.

Ja tylko żartowałem.

Ik maakte maar een grapje.

Tylko dla dorosłych.

- Alleen voor volwassenen.
- Enkel voor volwassenen.

To tylko niemowlę.

Het is gewoon een baby.

Mogę tylko poczekać.

Ik kan alleen maar wachten.

Tylko dla pełnoletnich.

- Alleen voor volwassenen.
- Enkel voor volwassenen.

Ona tylko dziecko.

Ze is nog maar een kind.

Tak tylko podejrzewam

Ik vermoed dat alleen maar.

- Gdybym tylko znał jego adres.
- Gdybym tylko znał jej adres.
- Gdybym tylko znała jego adres.
- Gdybym tylko znała jej adres.

Als ik tenminste zijn adres wist.

- Tylko on przeczytał list.
- Tylko on przeczytał ten list.

- Alleen hij heeft die brief gelezen.
- Hij heeft als enige deze brief gelezen.

Bo przecież to tylko:

want het zijn toch maar:

Jest nie tylko niezwykła,

is dus niet alleen indrukwekkend,

Pozostaje jej tylko... atak.

Haar enige optie... ...is aanvallen.

Miał tylko trzy lata.

Hij was slechts drie jaar oud.

Ale nie tylko to!

Maar dat niet alleen!

I nie tylko to!

En dat niet alleen!

Ona jest tylko dzieckiem.

- Ze is maar een kind.
- Ze is nog maar een kind.

To tylko twoja wyobraźnia.

Je beeldt het je maar in.

Tylko się rozglądam dookoła.

- Ik ben alleen maar aan het kijken.
- Ik kijk alleen even rond.

On pije tylko wodę.

Hij drinkt alleen water.

To był tylko żart.

Het was maar een grapje.

Ona je tylko warzywa.

Ze eet alleen groenten.

Rób co tylko chcesz.

- Doe wat je wilt.
- Doe wat je wil.
- Doe wat ge wilt.

To był tylko sen.

Het was maar een droom.

Mam tylko dwoje dzieci.

Ik heb maar twee kinderen.

Tylko on zna prawdę.

Hij en alleen hij weet de hele waarheid.

Mam tylko jedno życzenie.

- Ik heb maar één wens.
- Ik heb slechts één verzoek.

Spotkałem go tylko raz.

Ik heb hem maar één keer ontmoet.

Nie ja, tylko ty!

Nee, ik ben het niet, jij bent het!

Chciałem tylko sprawdzić pocztę.

- Ik wilde gewoon mijn e-mail checken.
- Ik wilde net mijn e-mail gaan controleren.

Musisz się tylko skupić.

Je hoeft je alleen maar te concentreren.

Musisz tylko posprzątać pokój.

Je hoeft alleen maar je kamer schoon te maken.

Myślę tylko o tobie.

Ik denk alleen aan jou.

On jest tylko amatorem.

Hij is maar een amateur.

Wydałem tylko trzy dolary.

Ik heb maar drie dollar uitgegeven.

To była tylko woda.

- Het was gewoon water.
- Het was maar water.

To tylko chwilowa fanaberia.

- Het is maar een rage.
- Het is slechts een modegril.

Myślisz tylko o jedzeniu.

Je denkt alleen maar aan eten.

Gdybyśmy tylko mieli ogród!

Hadden we maar een tuin!

Tom tylko chce popływać.

Tom wil alleen maar zwemmen.

Mam tylko amerykańskie monety.

Ik heb alleen Amerikaanse munten.

On może tylko milczeć.

Hij kan niets doen dan zwijgen.

Mam tylko jedną siostrę.

Ik heb maar één zus.

Tom się tylko uśmiechnął.

Tom lachte net.

Masz tylko nacisnąć przycisk.

Je hoeft alleen maar de knop in te drukken.

Kiedy używamy tylko słów,

Als er alleen woorden gebruikt worden,

Mówię tylko po francusku.

Ik spreek alleen Frans.

On tylko czyta prozę.

Hij leest alleen proza.

Tom pije tylko wodę.

Tom drinkt alleen water.

- Tylko dwie osoby przetrwały trzęsienie ziemi.
- Tylko dwoje ludzi przeżyło trzęsienie ziemi.

Slechts twee mensen overleefden de aardbeving.

Tylko 12 metrów dalej, spójrzcie.

10 meter verderop, kijk.

Nie tylko ja jestem zmęczony.

Ik ben niet de enige die moe is.

Czy to tylko moja wyobraźnia?

Of verbeeld ik me het?

Jestem tylko coraz bardziej zmęczony.

Ik raak alleen maar sneller uitgeput.

Teraz będzie już tylko gorzej.

Vanaf nu wordt het alleen maar erger.

Rysunki nie tylko ukazują obrazy,

En tekeningen kunnen niet alleen beelden overbrengen,

Wystarczy tylko dodać trochę atramentu

En als dat zo is, voeg ik slechts een paar lijntjes inkt toe voor verbinding --

Jednak spotyka go tylko oziębłość.

Maar hij wordt afgewezen.

Ale jest nie tylko słodki.

Maar het is niet alleen zoet.

Tak ciasno, jak tylko mogę.

Strakker krijg je het niet.

Teraz tylko będzie coraz gorzej.

Kijk, het wordt erger.

Harvard wygrał tylko cztery razy.

won Harvard slechts vier keer.

"Ja" jestem tylko zgrupowaniem cząsteczek,

'Ik' ben slechts een verzameling deeltjes

Była tylko jej czysta wspaniałość.

Alleen de pure pracht van haar.

Wcześniej tylko o nich słyszałem.

Ik had er wel over gehoord, maar ik had ze nog nooit gezien.

Ale oni nie tylko badają!

Maar ze onderzoeken er niet alleen!

Jesteśmy tylko ludźmi, nie bogami.

We zijn maar mensen, geen goden.