Examples of using "Dzieckiem" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben een kind.
Ik was toen een kind.
Ik was een gezond kind.
Je bent maar een kind.
- Ze is maar een kind.
- Ze is nog maar een kind.
Ik ben geen kind meer.
Je bent niet langer gewoon een kind.
Tom is een verwend kind.
Tom is een gevoelig kind.
Tom is een verwend kind.
Ik zal op uw kind passen vanavond.
Toen ik kind was, ging ik altijd naar zee om te zwemmen.
Ze is maar een kind.
Ik was een gezond kind.
Hij is hun enige kind.
Toen ik klein was had ik de gewoonte met mijn vader te gaan vissen.
Aangezien je geen kind meer bent zou je verantwoordelijk moeten zijn voor wat je doet.
Als kind was ik de dag voor een schoolreisje erg opgewonden en kon ik niet slapen.